Fietsen in Nieuw Zeeland (zuid eiland)

Door Ben Giesen. e-mail: bgiesen@caiway.nl

 

januari 2000

 

duikvakanties         fietsvakanties

 

 

 

 

Nieuw Zeeland (zuid eiland)

 

 

Picton

 

Om acht uur rijden we naar de veerboot. Onderweg willen we boodschappen doen, maar alles is gesloten. Zelfs de bottleshops zitten dicht. Dat komt dan wel op het zuid eiland. Bij de boot halen anderen alle tassen van hun fiets en geven die apart af, maar wij laten ze er gewoon op zitten.

De overtocht verloopt prettig over de spiegelgladde zee, uit de wind achter een scherm en in een lekker zonnetje. Voor het eerst in tijden heb ik het gevoel dat ik gewoon in de zon kan zitten. Voor alle zekerheid heb ik me goed ingesmeerd met de zonnebrandcrème. Vorige week was de zee erg ruw met golven van 14m. De Topcat, de snelle veerboot, kon toen door de hoge golven de haven niet inlopen en heeft uren op zee gedobberd. Iedereen vond dat de kapitein te grote risico's nam door te varen. Dat bijna iedereen zeeziek was maakte er de stemming niet beter op.

Het laatste stuk varen we door een "sound", te vergelijken met een fjord. De steile, groene, beboste hellingen aan beide zijden geven het landschap een adembenemende schoonheid. Het zuid eiland maakt al indruk op ons.

In Picton doen we snel boodschappen, want we gaan naar de Queen Charlotte track en daar zijn we geen winkels. De fietsen laten we achter bij de bootmaatschappij en die beloven er goed op te passen. De boot, Cougar, brengt dagelijks goederen en passagiers naar de Charlotte Sound. Wij genieten het langst van de trip, want ze zetten ons als laatsten af. De camping, het Endavour Resort, valt mee. We staan op een leuke plek met uitzicht op de sound, er is een goede keuken, een TV kamer en een BBQ. Het enige waar we last van hebben zijn zandvliegen en daar doe je weinig tegen.

 

 

Resolution Bay

 

Vandaag willen we een deel van de Queen Charlotte track lopen. In de folder van de camping staat dat we gehaald en gebracht kunnen worden, zodat we niet heen en weer hoeven te lopen. Na overleg met de beheerster ligt het minder simpel. Haar man kan ons niet brengen, want die gaat met een groep vissen en het is niet zeker of Cougar ons bij het eindpunt kan ophalen. We doen water bij de wijn en regelen dat we naar Resolution Bay lopen en dan met Cougar terug.

Het pad loopt langs de camping, dus verdwalen kan bijna niet. Het is een makkelijke wandeling (wij lopen ook zonder bepakking) door native forest. Het pad is over het algemeen goed beloopbaar, met af en toe modderpoelen door de vele regen. De schoonheid van het landschap wordt gevormd door riviertjes met watervallen, met mos begroeide wanden, veel varens en het uitzicht over de sound. De zon breekt door de bewolking en de temperatuur is aangenaam. Doordat we onder de bomen lopen heb ik geen last van de zon (iets waar ik steeds meer door geobsedeerd raak).

Bij Resolution Bay lopen we de helling af naar het haventje. De hele wandeling zijn we amper iemand tegen gekomen en hier is het ineens toeristisch. Op een grasveld staan tafels waaraan iedereen koffie met bosbessen muffins neemt, volgens een bord de specialiteit van het huis. Ze smaken inderdaad lekker.

We zijn hier sneller dan gedacht en moeten lang op de boot wachten. Wat doen we, een eind verder of lopen we terug naar de camping? We besluiten het laatste en bellen Cougar af. Die mensen krijgen een sik van ons. Op de terugweg zien we de weka, een lichtbruine loopvogel ter grote van een kip. Over het algemeen zijn ze schuw, maar op plekken waar toeristen etensresten achterlaten lopen ze gewoon rond. Deze is dan ook niet bang voor ons. In de struiken naast het pad sjirpen de krekels(?) uit volle borst. Ze zitten te hoog of te ver weg en als we stoppen houden ze zich stil. Uiteindelijk zie ik er een, maar voor Truus een foto kan maken springt hij weg.

Bij Furneaux Lodge is het nog toeristischer. Veel boten met dagjesmensen leggen hier aan en ze drinken een pilsje. Dat voorbeeld volgen we. Er ligt zelfs een recente krant die ik doorlees. Daarna is het nog tien minuten naar de camping.

 

Als ik de BBQ inspecteer, legt een gezin uit Auckland er mosselen op. Ze hebben ze zelf gevangen op de rotsen in de baai. Volgens hen kun je ze zo plukken. Nou, dat wil ik ook wel en baan me een weg door het struikgewas naar beneden. Eerst zie ik er geen, maar dan ontdek ik ze onder water. Alleen zitten ze dieper dan die mensen zeiden, maar dat zal met het tij te maken hebben. In mijn korte broek loop ik door het water en probeer de mosselen te pakken, maar als ik een keer uitglijd trek de meeste kleding uit. De mosselen houden zich stevig vast aan de rotsen, maar door draaien en wrikken krijg ik ze los. Dat ik uitglijd en in het water val, maakt het alleen maar leuker.

Op de BBQ smaken ze prima. Je legt ze op de bakplaat en kookt ze zo in hun eigen vocht. Als de schelp open gaat laat je het water weglopen, even nagaren en klaar. Samen met de hotdogs en sla hebben we ruim voldoende.

's Avonds wordt het drukker op de camping: veel huisje zijn bezet en er staan meer tenten. Dat komt w.s. door het weekend.

 

 

Punga Cove

 

Het is een stralende ochtend als ik op sta en zeg tegen Truus dat het vanavond wel zal regenen. Het weer is hier nooit lang stabiel. Voor we gaan wandelen koop ik in het winkeltje alvast steaks voor de BBQ en volgens Marion, de beheerster, voorspellen ze inderdaad regen. De tijd die nodig is om naar Punga Cove te lopen varieert in de diverse folders van drie tot vijf uur. Kunnen we dat heen en weer lopen of moeten we eerder terug? We besluiten het vandaag simpel te houden: we lopen drie uur heen en dan keren we om. Op deze manier hoeven we niets te regelen en hebben we de tijd aan ons zelf. De tocht van vandaag is iets langer dan gisteren, maar loopt sneller. Er zijn minder hellingen en een deel van het pad loopt door grasland. Het is een totaal andere wandeling en daardoor extra leuk. Onderweg komen we een aantal bekenden tegen: van de camping, Furneuax Lodge, Resolution Bay, de boot, onderweg enz. Je kunt op dit pad ook niet veel kanten op. Na 2½ uur komen we al bij Punga Cove, waar we uitgebreid rusten in de zon. Een Amerikaans stel dat ook van "onze" camping komt heeft er meer moeite mee. Zij strompelt het laatste stuk door de blaren en is verbaasd dat wij terug lopen. Aan het gewicht van bagage ligt het niet, want hun bagage wordt door de boot gebracht. De terugtocht ziet er doordat je van de andere kant komt toch heel anders uit. De voorspelling van Marion klopt, want op de terugweg begint het te regenen.

We koken en eten in de keuken, dat is comfortabeler dan in de tent.

 

 

 

 

 

 

 

Pelorus Bridge

 

Bij het afrekenen zegt Marion dat als ik tevreden ben ook het dubbele mag geven. Verder zijn we leuke gasten, want ze heeft ons amper gezien.

De boot haalt ons 's morgens een half uur te vroeg op, maar gelukkig hebben we al ingepakt. De Aucklanders gaan ook mee. Het zijn sympathieke mensen met leuke kinderen. Je hebt trouwens twee soorten Nieuw-Zeelanders: Aucklanders en de rest. Als de rest het over Aucklanders heeft is dat niet in positieve zin: drukke, stadse mensen met een grote mond en ze hebben altijd haast. Volgens de Auckies is de rest een beetje simpel.

Met de boot varen we van steiger naar steiger om bagage en passagiers op te pikken. Bij Punga Cove komt de Amerikaanse met blaren aan boord. Haar man loopt alleen verder en zij neemt een hotel in Picton. Vandaag loopt ze op sandalen die ze w.s. beter gisteren aan had kunnen doen ipv de nieuwe wandelschoenen.

Na alle steigers aan gedaan te hebben zijn we om 11.00 uur in Picton waar we de fietsen terug krijgen. Na de boodschappen en koffie rijden we om 12.00 uur weg.

 

De heuvels op de toeristische route naar Nelson vallen tegen. Hoger en steiler dan we verwachten. We zijn al bang dat dit de hele weg zo blijft, maar dan worden ze minder steil en lang. Vanaf de weg hebben we prachtige uitzichten over de sound en bossen. Afgewisseld door weilanden en huizen. Voor Havelock zit nog een steile  helling, maar daarna fietsen we relaxt naar Pelorus Bridge, dat zijn naam dankt aan de stevige ijzeren brug.

Op de camping naast de rivier hebben we volgens ons het mooiste plekje met uitzicht over de rivier in de ondergaande zon. Op een door de rotsen beschutte plek zwemmen we in de rivier. Hij is prachtig met zijn pancake rocks, de grote, glanzend bruine keien en de vele mossen. De rivier is nu een forse beek, maar in januari 1999 (precies een jaar geleden!) stond het water 2 meter boven de grond bij het toilet gebouw. Een streep geeft het peil aan. Verder is de camping primitief voor Nieuw-Zeelandse begrippen; er is b.v. geen elektra/licht. Dat laatste merk ik als ik in het donker naar het toilet moet. In het gras vind ik zomaar een krekel die niet weg vliegt en Truus maakt er op haar gemak een foto van.

 

Onderweg kwamen we meer fietsers tegen en ook hier staan er een aantal. Uiteraard ook Nederlanders. Met een Nieuw-Zeelander op een mountainbike raak ik aan de praat. Hij is geoloog, maar werkt als general manager bij een bedrijf met winkels van machineonderdelen voor boten. Boten zijn hier genoeg, zodat hij het druk heeft. Hij kan er even tussenuit, maar heeft meerdere malen per dag telefonisch kontakt met zijn mobiel. Zijn droom is een jaar in Europa te fietsen. Als ik na een uurtje bij de tent kom, kijkt Truus chagrijnig en maakt ook zo'n opmerking. Ik negeer het, want iets terug zeggen heeft meestal een averechts effect.

 

 

Tapawera

 

We zijn aardig gewend aan het betere weer van de laatste dagen en vrolijk beginnen we aan de eerste klim. Daarna wachten we op de tweede, maar die komt niet. De weg stijgt zonder een echte klim. Voor we het in de gaten hebben zitten we na een kort steil stuk al op de top. Een makkie dus.

De opticien in Nelson heeft de lenzen niet op voorraad, maar wil ze wel bestellen en met de post naar ons opsturen. Helaas worden dat er maximaal 10 en zijn de kosten $37,50 excl. verzendkosten. Laat dus maar. Mijn zonnebril kunnen ze niet repareren, maar een grote ski-bril past over mijn bril, zo ben ik incognito. Bij een reisburo verzetten we de vlucht naar Melbourne, zodat we langer in Nieuw-Zeeland kunnen blijven.

De weg naar Richmond is druk, maar daarna neemt het verkeer af. Onderweg is overal fruit te koop en als we een voorraad inslaan koopt Truus ook drie liter perensap.

De route loopt door een mooie omgeving en we hebben wel zin om op een rustige, primitieve camping te staan. We weten alleen niet waar hij zit. In de reisgids en Pedallers' Paradise staat de lokatie globaal aangegeven. In de afdaling van een steile helling zien we een tafel en toilet langs de weg staan. Dit is waarschijnlijk de camping, maar het ligt zo aan de weg niet idyllisch en dus rijden we door.

In Kohatu overleggen we: de volgende camping zit nog ver weg, maar 8 km naar het noorden zit er ook een. We besluiten daar heen te gaan.

Het is een leuke camping: schoon, lekkere douche, keuken, bier, vers brood. Kortom alles wat je als fietser nodig hebt. Een Duitser op de fiets zit aan het eind van zijn vakantie en heeft behoefte aan een gesprek en blijft maar praten. Om er van af te komen lopen we na het eten vlug naar de tent. Gelukkig komt hij ons niet achter na.

 

 

Murchison

 

's Morgens ontbijten we met vers gebakken brood uit een broodachine. Het is heerlijk en we besluiten er thuis ook een te kopen. Vroeger (ja, ik word al oud) heb ik een tijd zelf brood gebakken, maar daar ging door al het kneden veel tijd in zitten. Nu kan het allemaal makkelijker.

In Kohatu pakken we de route op en passeren na 2 km een camping (Christian Camp). Gisteren rekenden we er niet op dat dit een camping zou zijn.

De weg loopt door een vallei en gestaag klimmen we naar boven. Mijn spieren zijn na de inspanningen van gisteren nog stijf en na 30 km wil ik, voor de grote klim, rusten. Truus die achter me rijdt sputtert tegen, ze wil eerst naar de top. Na de pauze klimmen we de haarspeld bochten naar boven en eigenlijk valt het mee. Op de top zitten we op het hoogste punt, zodat we vanaf nu vooral dalen. In Kawatiri pauzeren we en vragen ons af wat we gaan doen. Het is halftwaalf en nog maar 35 km naar Murchison. Daar kunnen we de camping nemen of doorrijden naar een primitieve. We besluiten het rustig aan te doen en er een korte dag van te maken.

De weg loopt langs de Buller River, een rivier die gezien de brede bedding vaak veel water afvoert, maar nu als een forse beek over de keien stroomt. De afgeplatte (geërodeerde) heuvels geven aan dat we door een oud landschap rijden. Met de rust van de weg genieten we van elk uitzicht. We passeren een paar fietsers en voor we het weten rijden we Murchison binnen. De tent zetten we op een klein stukje schaduw, want de zon brandt op ons neer en hoewel ik er op dit moment geen last van heb, pas ik toch op met mijn allergie. Om het zweet af te spoelen nemen we een douche met de munt die we gekregen hebben van de beheerder. Een munt voor morgenochtend heeft hij nog niet, want hij zit krap in de munten. Als hij de bakjes 's avonds heeft geleegd, krijgen we er een voor morgenochtend. Zo houdt hij het douchen binnen de perken.

Murchison is een slaperig provinciestadje waar de doorgaande weg recht door heen loopt. Op een terras drinken we een pilsje, lopen langs de paar winkels en kopen een grote steak bij de slager. De BBQ op de camping is nieuw en wij zijn de tweede gebruikers. Als ik onze steaks, aardappelen en groente klaar heb, staan de volgende mensen al in de rij te wachten.

Het is de hele dag stralend weer geweest met weinig wind, maar 's avonds betrekt de lucht met donkere wolken en steekt er een harde wind op. De temperatuur koelt snel af en staat in een scherp kontrast met een uur geleden.

 

 

Westport en Sea Colony

 

We rijden verder door de Buller-gorge. Net als in Frankrijk verwacht ik door een nauwe kloof langs de rivier te rijden, maar dat moet je ruim zien. Af en toe komen de wanden naar ons toe, maar meestal is het een ruim rivierdal. Bij Hawks Crag hebben ze de weg uit de rotsen gehakt zodat ook de vrachtauto's er langs kunnen. Het is niet precies zoals ik het me voor gesteld heb, maar toch vind ik het een schitterende route om te fietsen. De golvende weg geeft steeds nieuwe uitzichten op de hellingen en de brede keienbedding van de rivier.

Truus heeft zich de weg ook anders voor gesteld. Op de een of andere manier verwacht ze na 40 km koffie, maar dat worden er 53. Daarna raakt ze van slag. Ze krijgt honger, eet extra koeken, maar de benen willen maar niet rond. Heuvels vindt ze niets, liever heeft ze een lange helling. Nadat we ons op de camping in Westport geïnstalleerd hebben rijden we met tegenwind naar Cape Foulwind om daar te merken dat we nog 5 km verder moeten. Uiteindelijk komt het tochtje op 38 km uit.

Vanaf een uitkijkpunt zien we de zeehonden op de rotsen liggen. De afstand is groter dan we verwacht hadden en het zijn er ook niet zoveel, maar toch is het leuk. Op de terugweg hebben we wind achter, zodat het fietsen niet vermoeiend is.

In Westport kopen we in de supermarkt kant-en-klaar eten: salades en steak. Zo hoeft Truus niet te koken na 143 km.

 

 

Punakaiki

 

Om vijf uur word ik wakker met een stijve knie. Ik denk dat ik verkeerd gelegen heb, draai me om en slaap verder. Maar als ik weer wakker wordt voel ik mijn knie nog steeds. Vlak onder het gewricht is het dik, rood en warm; een infectie dus. Dokters zijn hier dun gezaaid, dus gaan we meteen in Westport naar de dokter. Na een uurtje wachten ben ik aan de beurt. De vrouw kijkt naar mijn knie en begint over een slijmbeurs ontsteking, afzuigen van overtollig vocht en inspuiten van steroïden. Mij lijkt het allemaal overdreven en stel antibioticum voor. Daar kan ze zich ook in vinden, maar schrijft wel twee verschillende voor die elkaar aanvullen. Als het erger wordt moet ik in Greymouth een arts op zoeken. Truus was in Rotorua $12,- kwijt aan antibioticum, mij kost het $50,-. Ze raadt me aan om met de prednison te stoppen.

Na de koffie vertrekken we en zien wel hoe ver we vandaag komen. Als Greymouth te ver is, overnachten we in Punakaiki. Het eerste stuk uit Westport loopt over een saaie weg. Door de arme grond wordt het vlakke landschap slechts op gefleurd door een paar dunne, stekelige struiken. De weg loopt met een vals plat naar boven en mijn knie doet pijn door de zwelling. In Punakaiki zetten we snel de tent op, want het is bijna hoogwater. Het goede moment om naar de blowholes te kijken. De Pancake Rocks zijn een toeristische attractie en dat merk je aan tearooms, souvenirwinkels en veel toeristen. Een breed rolstoel-pad brengt ons naar de rotsformatie die bestaat uit laagjes, als een stapel pannenkoeken. Het pad is afgezet, zodat je niet op de rotsen kunt klimmen. Dat is om verdere beschadiging te voorkomen en dat er mensen af vallen. Daar komen we een Engels stel tegen dat we al kennen van de Queen Charlotte Track. Hij was vroeger amateur-wielrenner en  trainde het hele jaar met schema's en veel kilometers. Een concurrent deed het slimmer en klom pas 1 maand voor het seizoen op de fiets, reed dan iedere dag 50 km achter een motor en won vervolgens alle wedstrijden. Het waren duidelijk geen vrienden. De man is op de fiets naar India gereden, maar tegenwoordig doen ze het met de camper.

 

 

Ross

 

De weg langs de kust vind ik leuk. De vele hellingen naar de kliffen bieden schitterende uitzichten over zee en stranden. En al snel zijn we in het provinciestadje Greymouth waar we boodschappen doen, e-mail ophalen en lunchen.

In de felle zon rijden we verder en bij Hokitaki eten we een groot ijsje. Op het bord staat dat Ross nog 30 km is, terwijl Pedallers' Paradise 24 vermeld. Op de kaart staat 27 (en dat klopt achteraf).

In Ross kamperen we tegenover het Historic Empire Hotel waar ze lekker koel bier hebben. Terwijl ik in de keuken kook luister ik naar de sterke verhalen van Nederlanders op de fiets: Australië is zo plat dat je kunt zien waar je zes dagen later gaat kamperen (zeshonderd kilometer ver kijken???), in Nieuw-Zeeland hebben ze te maken gehad met tegenwind en dat was verschrikkelijk (hebben we in Nederland geen wind???). Gelukkig zeggen ze het niet tegen mij, maar aan een Nieuw-Zeelander.

Naast de camping ligt een groot gat waar openlucht mijnbouw plaats vindt. Kortom ze graven de boel gewoon af.

 

 

Franz Josef

 

De westkust is niet zo verlaten als ik me heb voorgesteld. Goede wegen, veel weilanden met koeien, huizen en om de 25 km een dorp. Het meest mis ik de beloofde schapen van het zuideiland.

Aan de ene kant vangen we af en toe een glimp op van de zee, de heuvels in het binnenland liggen in de laag hangende bewolking. De bergen daarachter worden volledig aan het zicht onttrokken. Weilanden, mooie stukken bos en prachtige bermen met varens en mos wisselen elkaar af. Bij riviertjes wordt de weg teruggebracht tot een-baans, waarover ook de trein nog rijdt. Door de rust op de wegen leidt dat niet tot opstoppingen.

Afgelopen nacht heb ik slecht geslapen van de jeuk, heb last van diarree en voel me niet lekker. Desondanks fietsen we redelijk vlug naar Franz Josef waar de hoofdstraat bestaat uit boekingskantoren en een supermarkt. Morgen maken we een gletsjertocht en de helikoptervlucht over de gletsjer laten we afhangen van het weer.

 

 

Gletsjertocht bij Franz Josef

 

Bij het boekingskantoor krijgen we de uitrusting: stevige schoenen, ijzers voor onder de schoenen en een ijshakbijl. Een bus brengt ons (37 personen met vier gidsen) naar de parkeerplaats bij de gletsjer. Vandaar wandelen we naar de rivier, waar veel toeristen genieten van het uitzicht. De rivier kolkt, schuimt en het lijkt alsof er een zakje blauw in is gedaan. De kleur is afkomstig van de nog net niet gesmolten ijskristallen.

Vanaf hier mag je alleen verder met een gids, maar die hebben we genoeg. Over de keienbedding lopen we twee kilometer langs het water naar de gletsjer, waar druk gewerkt wordt. Zwetend hakken mannen treden in het ijs waarover wij langs een touw naar boven klimmen. Daar delen we ons op in vier groepen en krijgen uitleg over het gebruik van de bijl (hoe je hem niet mag gebruiken), de stijgijzers, de gevaren van de gletsjer en vooral dat we goed naar de gids moeten luisteren. Als iedereen de ijzers om heeft moeten we een helling op en af lopen om te oefenen. Hier is dat nog zonder gevaar.

De gletsjer schuift door een nauwe kloof naar beneden en smelt iedere dag een stukje. Nu in de zomer trekt hij zich iedere dag iets terug om in de winter aan te groeien. Het verschilt per jaar, want 15 jaar geleden was de gletsjer 2 km langer. De gletsjer bestaat uit blauw-wit ijs, grote rotsblokken, stenen en zand. Het smeltwater loopt door geulen en gaten en valt soms vele meters naar beneden in de ondergrondse rivier. We lopen van de ene ijsheuvel naar de volgende en klimmen langzaam omhoog. In het begin volgen we gebaande wegen, maar na de pauze kiest iedere gids met zijn eigen groep een route. Op-over-door het ijs zoeken we onze weg en passen op niet in de diepe gaten te glijden waaronder de rivier raast. Met de ongerepte schoonheid van het ijs, de kracht waarmee de gids treden hakt, de kou van het ijs en de warmte van de zon voel ik me een soort ontdekkingsreiziger. Geduldig wacht ik steeds tot de gids een doorgang heeft gehakt en volg dan. Zo vind ik wintersport wel leuk.

Om halfdrie maken we net als de andere groepen rechtsomkeert en we lijken net koeien die achter elkaar naar de stal lopen. De hele dag hebben we goed weer gehad, maar op de parkeerplaats begint het te regenen.

In het dorp hebben we honger en Truus gaat op zoek naar een pie. Helaas zijn ze overal uitverkocht, zodat ze genoegen neemt met een smakeloze fricandel op een stokje. Dat noemen ze dan een Nieuw-Zeelandse hotdog. Door de regen hebben we geen zin bij de tent te eten en gaan naar een Italiaan (pizza).

Internetten op de camping lukt niet door de vele wachtenden voor ons. Het is nl ook een favoriete stopplaats van Kiwi Experience.

 

 

Lake Paringa

 

Vanuit Franz Josef krijgen we meteen een paar fikse klimmen, al vallen ze ons eigenlijk mee. Tijdens de laatste klim gaat het regenen en Truus roept dat ze het al zo koud heeft.

In Fox Glacier wil ik naar de "districtnurse" want de jeuk neemt de laatste dagen toe. Bij gebrek aan artsen hebben ze hier een verpleegkundige die telefonisch contact op kan nemen met een arts. Ze hoort mijn verhaal aan, kijkt naar de medicatie en mijn knie en belt de arts in Whataroa. Ze vraagt nog eens of mijn knie heel erg ontstoken was, want ik krijg wel een erg hoge dosering antibiotica. Ik vertel dat het niet heel erg was, maar niet dat ik de helft slik en gestopt ben met een kuur. Ze belt de arts en zegt dat die maar eens contact op moet nemen met zijn collega  in Westport, want die overdrijft met het voorschrijven. Ik krijg het advies om te stoppen met de antibiotica en de laatste tabletten prednison op te maken. Ik heb dan net genoeg om de volgende arts in Wanaka (340 km, 4 dagen fietsen) te bereiken. Ik krijg een telefoonnummer om alvast een afspraak te maken.

Fox Glacier lijkt veel op Franz Josef: winkels, souvenirs, boekingskantoren en helikoptervluchten. Truus zit in een tearoom achter een groot stuk worteltaart. Volgens de krant regent het vandaag ten zuiden van de gletsjer s en daarom reserveert Truus een motel bij Lake Paringa. Na een laatste blik op de Fox-gletsjer vervolgen we onze tocht naar het zuiden en al snel breekt de zon door. Onderweg zien weg groepjes tourfietsers met dagbepakking rijden. Die hebben ze ergens losgelaten en pikken ze straks weer op. Bij een forellenkwekerij eten we een ijsje en voeren de vissen die zich massaal op de korrels storten.

Het motel is goed, verzorgd en schoon. Met een grote steeksleutel zet ik het balhoofd van mijn fiets vast en ontdek een scheur in de band van Truus. Verder doen we het rustig aan en eten lekker ongezond in het café. Morgen is het maar 70 km, dus dat wordt een rustdag.

 

 

Okuru

 

Na een "full breakfast": koffie, toast, zoet beleg, bacon, eieren, hush browns, worst en tomaat klim ik "vol" op de fiets. Het vette ontbijt valt zwaar, maar geeft voorlopig energie. Het is vandaag iets warmer en meteen kosten de hellingen me meer energie en ik drink veel. De route loopt door prachtige bossen, langs meren, over heuvels en er is weinig verkeer. Bij Knights Point genieten we van het uitzicht over zee en de rotsen waarop zeeleeuwen liggen te zonnen.

In Haast Bridge informeren we bij het T.I. naar de pinguïntour, maar die is er niet. Ze komen hier alleen om te ruien, dat duurt twee weken en dan zijn ze weer vertrokken. In Haast Beach doen we boodschappen en vervolgen onze weg naar de camping. Ondertussen voel ik me compleet uitgedroogd en blijf drinken. Mijn benen willen niet en ik ben blij dat de dagafstand niet lang is.

's Avonds, na het eten, lopen we naar het strand. Door de getijden-armen is het moeilijk te bereiken, maar daar lopen we dan ook helemaal alleen. Door een vliegtuigje in de lucht is het helaas niet stil. Langzaam zakt de zon in de zee en lopen we terug.

'Avonds kom ik op de gedachte dat mijn dorst een bijwerking is van de prednison. In Wellington had ik er geen last van, omdat we niet fietsten.

 

 

Haastpas en Makarora

 

In Haast Township (ja,ja, Haast is uitgestrekt) doen we boodschappen, want tot Makarora zit niets meer. De weg volgt de brede bedding van de Haast rivier en langzaam stijgen we over de beboste hellingen naar boven.

Voor de Haastpas stoppen we bij een waterval. Het water stort zich als uit een pijp vanaf een steile helling naar beneden. Hier gaan we eindelijk eten, bovendien hebben we energie nodig voor de helling.

 

Na de korte klim door de "Gates of Haast" wordt het steil. Verbaast trappen we naar boven om iedere honderd meter uit te hijgen. Dit kan eigenlijk niet en Truus roept: "Wat nu"? "Doorgaan", zeg ik, "het is nog maar 7 km". "Ja, wrijf het er nog maar even in" antwoordt ze. Na 4 km hebben we het eigenlijk gehad en is de rest een makkie.

Na de top volgen we een riviertje dat aangroeit tot een brede stroom in het dal. In Makarora stoppen veel backbackerbussen en daarom staan er op de camping veel groepshuizen met het bijbehorende lawaai. Gelukkig vinden we een rustig achteraf plekje, zodat we er weinig last van hebben. Van dorst heb ik geen last gehad.

 

 

Wanaka

 

Met wind mee dalen we snel langs Lake Wanaka en Lake Hawea. Mijn hoogste snelheid is ruim 70km. Truus is de korte, steile hellingen al vlug zat en blij dat we koffie drinken in Hawea. In de cafetaria hebben ze geen gebak, maar een pie gaat er ook in. Al snel zijn we daarna in Wanaka waar we de tent op de grote camping zetten. Na geld gehaald te hebben spoeden we ons naar de dokter, want om drie uur heb ik een afspraak.

Dennis Pezaro zetelt in een rommelige spreekkamer. Overal liggen boeken, staan koffers, een ouderwetse bloeddrukmeter, maar ook een computer. Aan de wand een bord: "I try to loose weight, but it still finds me". Het past wel bij zijn gestalte. Hij hoort mijn verhaal aan en ziet prednison niet zitten. Hij probeert liever een crème. Dat zie ik weer niet zitten en op mijn verzoek belt hij Lissa Judd, de dermatologe uit Wellington. Die adviseert om de komende maanden alles onder kontrole te houden met prednison. Daarna kan ik het thuis goed laten onderzoeken. Ze denkt dat ik wel in staat ben de dosis te bepalen en ik mag tot 20 mg per dag nemen. De dosis moet ik zo laag mogelijk houden en ik mag niet ineens stoppen. Het recept is ruim voldoende voor de hele vakantie. Ik moet het niet volgens voorschrift innemen, maar "as the doctor told you". Hiermee omzeilt hij de regel dat je maar voor 1 maand mag voorschrijven.

Daarna mag ik mijn kapotte, gezwollen handen laten zien aan een verpleegster. Trots zegt Pezaro dat hij in zo'n geval geen crème voorschrijft, maar iets dat me de vakantie door helpt. Het klinkt alsof hij het zelf bedacht heeft. Ik speel het rustig mee, want ik ben dolblij met de prednison.

Opgelucht lopen we door het dorp, eten een ijsje en doen boodschappen. Bij de fotograaf hangen foto's van de laatste overstroming. Deze hele zaak stond onder.

Truus wil graag parachutespringen, maar er staat helaas teveel wind. We komen nog op andere plekken waar het ook kan.

 

 

Frankton

 

Met de wind in de rug rijden we naar het vliegveld waar Tandem Skydiving zijn onderkomen heeft. Helaas is alles gesloten, dus ook vandaag geen parachutespringen voor Truus.

De weg loopt door een mooie, woeste, lege en vlakke riviervallei. Het gras is dor en bruin. Er wordt zelfs gesproeid. Een heel verschil met de westkust!

In de buurt van Cromwell houden ze wedstrijden voor schaapshonden. Bij de eerste oefening moet een hond drie schapen de heuvel opdrijven en ze daar door een poort jagen. De baas blijft beneden staan en geeft aanwijzingen met een fluit. Bij de volgende oefening moet een hond drie schapen de helling afdrijven en dan door een aantal poorten zonder afrastering er omheen. Dat laatste is moeilijk, want steeds lopen er schapen langs. Het is leuk om te kijken en bedenken dat Willy, onze cairnterriër, zoiets nooit leert. Daarvoor is hij te eigenzinnig.

Het centrum van Cromwell ziet er tot onze verrassing modern en verzorgt uit met een voetgangersgebied.

De Kawarau Gorge is een mooie kloof/vallei naar Queenstown. De weg vertoont veel schade van hevige regenval. Hele stukken zijn verzakt of weggeslagen. Beneden ons zijn ze aan het white water raften d.w.z. dat mensen in wetsuit met flippers, helm en drijfplank de rivier afzakken. Dat lijkt Truus ook wel wat.

Ik ruik een frisse, zachte bloemengeur en inderdaad staan er bijenkasten langs de weg.

 

Kawarau Bridge is bekend door het bungyjumpen. Truus is altijd in voor een thrill en meldt zich bij het loket. De wachttijd is 2 uur. Dat is lang, maar ondertussen kunnen we kijken hoe anderen springen. Iedereen springt vlot naar beneden, zodat het tempo er in zit. Van een paar Nederlanders horen we dat kort voor ons een meisje 15 minuten op het platform heeft gestaan en uiteindelijk niet sprong.

Het springen is vlekkeloos georganiseerd. Terwijl de een naar beneden springt en uitveert, binden ze de touwen bij de volgende vast. Beneden hijsen ze de springers in een bootje, maken het touw los en zetten de springer aan wal. Ondertussen staat de volgende al klaar op het platform om te springen.

Sneller dan verwacht is Truus aan de beurt. Bij de inschrijving hebben ze haar gewicht op haar hand geschreven zodat ze aan het goede touw vastgemaakt wordt. Met een handdoek om de enkels bevestigen ze het koord en ze schuifelt naar de rand van het platform. Ze zwaait voor de foto/video en met een sierlijk duik vliegt ze naar beneden. Daar hijsen ze haar aan boord van het bootje en loopt ze al weer via de trap naar boven. Binnen kijken we naar de sprong op video, nemen die met een T-shirt mee en klimmen op de fiets. Het Nederlandse stel waar we mee stonden te praten heeft genoeg moed verzameld om zich ook in te schrijven voor een sprong.

 

We hebben geluk, want als we wegrijden begint het te regenen en dat doet het in Frankton nog steeds. Eigenlijk hebben we in Queenstown niets te zoeken, zodat we hier naar de camping gaan. Een mooi, rustig terrein met schitterend uitzicht op het meer en het wordt meteen droog.

Het plan is een trip te maken naar Milford Sound, maar de folders schrikken ons af: toeristisch, druk ("wij vertrekken extra vroeg om de drukte voor te zijn") enz. De Doubtful Sound is een alternatief. Daar kun je twee dagen kajakken en kamperen. Helaas gaat die trip deze week niet door, maar we reserveren één dag kajakken.

 

 

Lumsden

 

Links van ons verheft zich de steile rotswand van de Remarkables, een woeste bergketen. Op die momenten word ik me altijd bewust van de kracht van de natuur en mijn eigen nietigheid. De weg langs het mooie Waikatipu meer golft op en neer en we verbazen ons over het aantal tegenliggers. Waar komen die vandaan? Dan zien we dat het allemaal oude Ford Mustangs zijn. Een of andere tourclub heeft een tocht uitgezet.

Borden langs de weg waarschuwen tegen drank en te hoge snelheden b.v. DRINK DrIvE en 120 km = $120,-  140km = $400,- en 150km = weg rijbewijs! De reden dat die borden er staan hoeft geen verder uitleg dan de kruizen met bloemen in de berm van de weg.

In Kingston drinken we koffie en volgen de opvallende vlakke weg naar Lumsden. Daar arriveren we dan ook met een hoog gemiddelde. Op het kampeerterrein is geen beheerder, maar we zetten de tent op en stoppen het geld in de "honesty box ".

Tot onze verbazing zijn alle winkels, behalve een dairy, gesloten. Daar worden we door een chagrijnige vrouw geholpen. Ze heeft natuurlijk ook liever vrij.

De pub is gelukkig wel open en we stappen naar binnen voor bier. Het is een kale, ongezellige ruimte, met in het midden een tafel met formicablad. Hier staan de mannen en ze schenken hun glazen vol bier uit een glazen kan. Als de kan leeg is bestellen ze een nieuwe. In de hoek staat een TV waarop het paardrennen wordt uitgezonden. Aan de andere kant staat een gokkast waar mensen geld in gooien. Aan de bar zit een oudere vrouw haar borreltje naar binnen te werken. In een aangrenzende ruimte staat een biljart en een TV. Hier kun je naar golfen kijken. Het geheel wordt opgeluisterd met een paar posters en waarschuwingen over dronkenschap en geweld.

Op de camping drinken we nog een pilsje en koken de geïmproviseerde maaltijd.

 

 

Manapouri

 

In de tent horen we de wind aantrekken en draaien ons om. We voelen dat de wind verkeerd staat. Haast om te vertrekken hebben we niet, want de dagafstand is niet groot.

Richting Mossburn fietsen we op een scheiding van het weer: links witte wolken en blauwe lucht, rechts pikdonker. Op een paar druppels na halen we Mossburn droog, maar in het zicht van de tearoom barst de bui los. Snel installeren we ons met koffie en gebak achter de computer. De ene na de andere bui trekt over, zodat we uiteindelijk 2 uur mailen. Niks mis mee, want nu hebben we rustig de tijd om alles te lezen, post te beantwoorden  en een nieuwsbrief te schrijven. Om twaalf uur stappen we op de fiets voor de resterende 60 km. Het eerst stuk stijgen we en hebben wind tegen, maar later dalen we en rijden minder pal op de wind.

Op hertenfarms lopen grote kudden. Ze worden gefokt voor vlees, vacht en jacht. Hier kan een Europeaan (relatief) goedkoop een hert met een groot gewei schieten.

In Manapouri zit de camping vlak bij de winkel en Adventure Charters. Daar hoeven we morgenvroeg niet naar te zoeken. Truus heeft zin in pannenkoeken en daar hoort stroop bij. Bij gebrek aan iets kleins koopt ze een grote pot. Hier moet ik om lachen en volgens Truus kan ik beter altijd met humor reageren op haar eigenaardigheden.

 

 

Doubtful Sound

 

We staan vroeg op, maar Duitsers naast ons zijn nog eerder. Ze hebben de tent al afgebroken, eten net als wij in de keuken en smeren ook brood om mee te nemen. Bij Adventure Charters komen we ze opnieuw tegen. Zij gaan ook mee, maar blijven een nacht in de Doubtful Sound. Ze gaan daar hun eigen gang en dat mag omdat ze voldoende ervaring hebben met kajakken. Samen met nog twee Britten (Ed en Craig) gaan we met Reg op stap.

In de regen varen we de dertig km over Lake Manapouri naar de waterkrachtcentrale. Daar krijgen we de tijd om naar de tentoonstelling over de bouw van de centrale te kijken. Ondertussen haalt Reg een auto op, laadt te spullen over en kunnen we verder naar Deep Cove aan de Doubtful Sound. De gravelweg loopt door onberoerd native forest. Op de bomen/takken liggen dikke plakken mos. Dat duidt er op dat het hier vaak en overvloedig regent. Mos is geen parasiet op een boom, maar haalt voeding en vocht uit de lucht. We komen zelfs twee fietsers tegen. Die overdrijven naar onze mening een beetje.

Voor Deep Cove maken we een korte wandeling van twintig minuten naar beneden door het bos. Dat geeft Reg de gelegenheid om de spullen in de volgende boot te laden en de Duitsers op weg te helpen. Samen met de Britten volgen we het pad. Aan de hand van een vragenlijst met plattegrond herkennen we de verschillende bomen, planten en dieren.

Bij de steiger aangekomen zijn de Duitsers vertrokken. Wij bewonderen de zeehonden die er liggen en stappen aan boord. Een sound ontstaat door het uitslijten van rivieren, een fjord door een gletsjer. Van deze laatste zijn de wanden onder water steiler en dieper.

Mysterieus hangen wolkenflarden langs de steile hellingen van de sound. Door de overvloedige regen storten watervalletjes naar beneden. Op de rotsen klampen planten, struiken en bomen zich vast. Hun wortels en bladeren vormen een humuslaag waar de volgende generatie zich weer aan vast houdt. De rotsbodem biedt echter weinig houvast en als het gewicht te zwaar wordt stort het geheel als een lawine naar beneden. Een kaal stuk rots achterlatend waar het proces zich herhaalt. Overal zien we kale stukken en Reg vertelt dat hij een keer zo'n lawine heeft gezien. Hij wordt nog lyrisch als hij het neerstorten van bomen en aarde beschrijft met het daarbij horende razende geluid.

Bij een warme bak koffie genieten we van het uitzicht en de stilte. We zijn de enige boot. De Duitsers zien we niet, die zijn w.s. een zijarm in gevaren. Het wordt tijd dat we ons omkleden in een dikke trui, wetsuit, een jack met "rokje" en muts. Dit alles moet ons beschermen tegen kou, regen en opspattende water. Als we in de kajak zitten sluiten we het "rokje" over het gat en houden zo het water uit de kajak. Een van de Britten krijgt een mobilofoon mee en staat zo in kontakt met Reg  die meer als een kilometer achter ons vaart. Hierdoor kan hij ons zonodig aanwijzingen geven en kunnen we zijn hulp inroepen als er iets gebeurt. De ongereptheid, de woestheid en de stilte zijn heerlijk en rustig peddelen we in de regen over de sound. Nu eens iets meer naar het midden, dan weer onder bomen door langs de kant. Hierbij wijken we steeds op tijd uit voor de watervalletjes die naar beneden storten.

Voor de lunch klimmen we aan boord en vaart Reg naar een ander deel van de sound. Ondertussen kijken we uit naar dolfijnen, maar die laten zich vandaag niet zien.

Warm en aangesterkt klimmen we in de kajak en varen weer voor de boot uit. Het is jammer dat de regen ophoudt en de zon schijnt. Hierdoor wordt het landschap vriendelijker, maar ook saaier. Op het laatste stuk komen we in de buurt van de plek waar de Duitsers kamperen en Reg ziet er een alleen een tochtje maken in de kajak. Dat is tegen alle regels, want als er iets gebeurt kan niemand helpen. Hij roept ze op met zijn mobilofoon en vraagt degene die antwoordt of ze met z'n tweeën in het kamp zijn. Die beaamt dat, niet wetend dat we zijn maat zien varen. Reg moppert tegen hem dat ze zich niet houden aan de veiligheidsregels, maar laat het daarbij.

Aan het eind van de dag varen we terug naar Deep Cove waar we weer in de auto stappen, naar de waterkrachtcentrale rijden en weer in de boot stappen. Reg doet dit werk nu 6 jaar. Daarvoor was hij boer, maar hij wilde iets anders en dit vindt hij leuk. Hij wil zijn eigen onderneming klein houden en hoopt dat de touroperators weg blijven van de Doubtful Sound. De Milford Sound is erg toeristisch met 60 bussen per dag, 300.000 bezoekers per jaar, 14 cruise schepen en ook nog grote cruise schepen die vanaf zee de sound in varen. Er komen steeds meer klachten over de drukte en de rook van motoren die als een mist over de sound hangt.

's Avonds geniet ik aan de waterkant van de mooie luchten en de ondergaande zon. Iedere keer als ik denk dat het niet mooier kan verandert de lucht en blijft minstens zo mooi

 

 

Tuatapere

 

Met enige vertraging gaan we op weg. Dik aangekleed ivm de koude, zuidenwind. We volgen een vlakke weg door de riviervallei. Het landschap oogt vriendelijk en verlaten. Af en toe staat er een huis, maar de schapen zijn duidelijk in de meerderheid. Vanochtend leek het op te klaren, maar al gauw miezert het. Dat maakt de fietstocht niet vrolijker.

De voormalige huisvesting voor boswachters in opleiding fungeert nu als camping. Je kunt een kamer huren in een barak, maar ook de tent opzetten. We zijn koud en hebben honger, zodat we eerst eten in de keuken. Daar is het droog en warm, zodat we uitgerust naar de winkel lopen voor boodschappen. Weer terug is het droog, zodat we de tent opzetten en gaan lezen in de warme keuken. Tijdens het eten komen drie mannen die in een van de barakken wonen. Ze werken in de buurt en gaan eten. Truus baalt ervan dat onze rust verstoord wordt, maar gelukkig blijven ze niet lang. Daarna komt er een Zweeds stel op de fiets. Ze zetten hun tent naast de onze en ik raak met ze in gesprek. Net als wij fietsen ze het zuid eiland rond, maar gaan tegengesteld. Aan de oostkust hebben ze heel veel regen gehad, terwijl wij goed weer hadden aan de westkust. Normaal is dit omgekeerd, maar het weer is van slag door La Ninja (de golfstroom die bij Zuid-Amerika El Ninjo heet).

Het valt me op dat het 's avonds lang licht blijft. Tot tien uur kan ik nog zonder lamp lezen!

 

 

Invercargill

 

Het gras is 's ochtends wit door de nachtvorst, op de toppen van de bergen ligt sneeuw en de lucht is strak blauw. Net als het weer is de sfeer tussen Truus en mij ook wat opgeklaard. We doen allebei gewoon, maar praten er verder niet over. Met handschoenen aan stappen we op de fiets en volgen de rustige weg. Alleen het stuk langs de zee, waarbij we uitkijken over het water vind ik echt leuk.

In Invercargill lunchen we bij McDonald voor we naar de camping op de A & P Showgrounds gaan. Hier genieten we van de rust en de zon tot er zes vliegtuigen aankomen. Ze oefenen voor de vliegshow van morgen en halen de ene na de andere stunt uit: loopings, rookpluimen, recht op elkaar afvliegen en elkaar rakelings passeren, formatie vliegen enz. Juist doordat het zo onverwacht is en er geen toeschouwers zijn is het bijzonder.

Invercargill is het streekcentrum en daardoor zijn er veel winkels. We lopen rond, slaan bij een grote supermarkt eten in voor de aankomende dagen en gaan uit eten bij Valentine's. Hier laten we het ons weer goed smaken en de slappe koffie brengen we op sterkte met een meegebracht zakje oploskoffie. De mensen zijn hier moeilijk te verstaan doordat ze een beetje "plat" praten.

 

 

Waikawa

 

Vandaag vertrekken we op tijd. Het gras is weer wit en met veel kleding en handschoenen aan gaan we op weg. Langs weilanden en over heuveltjes rijden we naar Fortrose. Daar besluiten we binnendoor naar het Petrified  Forest te rijden. Dat is wel vijftien kilometer extra over gravel, maar ook veel korter. De weg is veel slechter dan we verwachten (we zijn in die dingen altijd optimistisch) en glijden steeds weg in het losse grind. Een auto haalt ons in en raakt daarbij in een slip. Met meer geluk dan wijsheid blijft hij op de weg.

Het "versteende woud" is alleen met laag water te zien en precies op tijd zijn we er. We verwachten afdrukken van bomen in het gesteente te zien, maar er liggen complete versteende boomstammen en stronken. Het ziet er ook als hout uit: je ziet de jaarringen, nerven en boombast. Iedereen kan hier vrij rondlopen en aan beschadigingen te zien nemen veel mensen een stukje mee. Over een paar jaar als het te laat is komt er wel een hek, wandelpaden, entree en toezicht

In de reisgids staat dat je bij Curio Bay naar Hector dolfijnen kunt kijken. Dit nemen we met een korreltje zout, maar fietsen toch de camping op om drinken te kopen. Vanaf een duin zien we zwemmers in het water en …. vlak daarbij dolfijnen! We lopen er naar toe, maar dan zijn ze al lang weg. Tijdens de lunch op de duintop zien we ze terug komen en tellen er zes. Ze foerageren in het ondiepe water langs de kust. Hierbij komen ze steeds de zwemmers tegen.

Op weg verwachten we meteen op het asfalt te komen, maar het worden zes zware kilometers over gravel. In Waikawa drinken we cola en de vrouw van de winkel zegt dat de weg naar Papatowai minstens zo slecht is als het stuk dat we net gehad hebben. We kijken elkaar aan en vragen ons af wat wijs is? We kunnen hier een keurige, schone kamer huren en dan hebben we ook nog tijd voor een cruise naar de Hector dolfijnen en pinguïns.

Om vijf uur rijden we met een auto naar de boot. Halverwege keren we om, want er zijn ineens meer deelnemers. We volgen de oude weg over het strand langs de kust. Hij wordt nu niet meer gebruikt, want met vloed staat hij onder water. In de baai ligt een oude vissersboot waar we mee uitvaren. Op zee zien we veel meeuwen en een blauwe albatros met spanwijdte van ca. 1½ m. Dolfijnen zijn nergens te bekennen en daarom varen we Curio Bay in. De dolfijnen komen meteen naar de boot en houden ons nieuwsgierig in de gaten. Steeds als je een foto wilt maken duiken ze weg, om uit een totaal andere richting terug te keren. Hector dolfijnen behoren tot de bedreigde diersoorten. De laatste jaren zijn er 250 omgekomen in netten van vissers. Hun populatie groeit slechts met 2% per jaar, zodat het nog jaren duurt voor het aantal weer op peil is. Ze foerageren langs de kust en in de baaien en blijven hun hele leven binnen een beperkt gebied. Hierdoor zijn ze als groep kwetsbaar, want er komen geen dolfijnen van andere plekken. Per dag hebben ze vier kg vis nodig. Door de toeristen worden ze afgeleid en hebben daardoor ze te weinig tijd om te jagen. Hierdoor eten ze te weinig en planten ze zich ook slechter voort. Onze gids noteert waar we ze zien, hoeveel het er zijn en ook welke. Hij herkent ze aan hun tekening. Alle gegevens stuurt hij naar een Zweed die afgelopen jaar onderzoek naar de dolfijnen heeft gedaan. Je weet nooit waarvoor het nog eens van pas komt.

Op de terugweg zien we op de kust een yellow-eyed pinguïn naar zijn nest terug keren. Hoppend van rots naar rots. Volgens de gids zitten er twee paren en enkele volwassenen zonder kroost.

 

Het huisje delen we met een paar Japanners en twee Israëlische jongens. Om beurten maken we gebruik van de keuken, maar verder hebben we weinig contact met elkaar.

 

 

Milton

 

De anderen slapen nog als wij vertrekken. Al snel komen we langs Niagara Falls. Daar stroomt wat water over een paar rotsen. Door de naam zullen veel toeristen even stoppen.

Vandaag nemen we de gravelweg door de Catlins. Overal hebben we gelezen en gehoord dat het een verschrikkelijk slechte weg is, waar veel ongelukken gebeuren. Streekbewoners voeren actie om de weg te asfalteren, maar de lokale overheden, die opdraaien voor de kosten, willen het niet. Het grootste probleem is niet de aanleg, maar het onderhoud. Bovendien is het een verlaten gebied met weinig kiezers. Investeringen op andere plaatsen levert w.s. meer op. De eerste heuvel is nog geasfalteerd, maar daarna volgen zware kilometers door grind en mul zand. Hier hebben we alle aandacht nodig om te trappen en te sturen, zodat er weinig tijd en gelegenheid is om te genieten van de mooie omgeving. Een konvooi van 14 caravans die ons met grote stofwolken passeert doet me denken aan de NCC.

Bij de koffie in Papatowai concluderen we dat het eigenlijk meeviel, maar dat zeggen we altijd achteraf. Één lekke band op zo'n stuk valt mee.

 

Via Owaka, waar we lunchen, rijden we naar Balclutha, het streekcentrum. Na cola en een ijsje beginnen we aan het laatste stuk naar Milton. Ondanks de zware kilometers en lange dagafstand (125km) komen we redelijk fit aan. Net voor sluitingstijd doen we boodschappen. De eigenaar van de supermarkt raadt ons een camping aan die 17 km verderop ligt. De camping in de stad is klein en heeft weinig voorzieningen. We vinden het echter welletjes en zoeken de camping op. Deze is wat ons betreft prima: keuken, douches/toilet, mooi gras. Verder is het lekker rustig, want er staat nog een jongen. De beheerder komt het geld innen en geeft een sleutel van de gebouwen. Zo voorkomen ze dat de plaatselijke jeugd het gebruikt. Terwijl we staan te praten komt een auto aanrijden, die snel omdraait. De beheerder kijkt nog eens goed en zegt dat de chauffeur volgens hem een rijverbod heeft. Thuis belt hij de politie.

 

 

Dunedin

 

Bij vertrek zegt de jongen dat we vandaag een makkie hebben naar Dunedin, het is bijna helemaal vlak. We kijken nog eens goed naar de kaart en Pedaller's Paradise en concluderen dat het laatste stuk vandaag druk is en dat we voor de stad veel moeten klimmen. Om dat te ontwijken nemen we de gravelweg naar Taieri Mouth. Daarna langs de kust naar Dunedin. Het is wat om, maar dat moet kunnen.

De gravelweg valt tegen. Veel slechter dan de weg door de Catlins en ook nog eens steil omhoog. We hopen dat het verderop beter wordt en duwen de fietsen naar boven. Na iedere heuvel denken we dat we op de top zitten, maar dat is niet zo. Af en toe gaan we naar beneden, maar ook dan moeten we lopen. Een afdaling in het grind en losse zand is levensgevaarlijk. Terug gaan vinden we tegen onze principes. Op een uitzichtpunt stopt een auto en de vrouw spreekt ons bemoedigend toe. Nog maar een paar heuvels en dan zijn we er. Hoezo, een paar heuvels? Naar mijn gevoel moeten we allang boven zijn en volgt er een laatste afdaling. De vrouw heeft natuurlijk gelijk en na nog een paar hellingen lopen bereiken we na 10 km het asfalt. Dit stuk was erger dan de Catlins, de Haastpas of de bosweg bij Russel.

 

De vlakke weg langs de kust met schitterende uitzichten over zee brengt de stemming er weer in en we verwachten na ca. 56 km Dunedin binnen te rijden. Helaas is het 10 km meer, maar erger is dat we de heuvels voor de stad niet ontlopen. De heuvels op onze route zijn zelfs steiler en hoger dan die op de grote weg.

De camping zit naast de racebaan en via de geluidsinstallatie genieten we volop mee van de spanning. Ik bel de touroperator en vertel op welke camping we staan. Ze beloven ons om 15.00 uur op te halen, maar als ze er om 15.45 nog niet zijn bel ik opnieuw. Ze zijn onderweg, maar 15.00 uur kan helemaal niet, want de bussen vertrekken pas om 15.15 bij hun kantoor.??? Even later komt het busje.

 

Met een groep van tien toeristen en een chauffeur/gids rijden we naar het Otago schiereiland. Op het getijdenwater bij Hooper-inlet zien we veel vogels: scholeksters, aalscholvers, lepelaars, zwarte zwanen en een havik. De laatste zien we onderweg in de lucht zweven en herken je aan de uitstekende vleugelpunten, lijkt een beetje op een hand. Ze liggen ook vaak op de weg, plat gereden terwijl ze andere verkeersslachtoffers (possum, katten, meeuwen) opeten. Via binnenwegen gaan we naar het observatorium van albatrossen. Daar boeken Truus en ik met nog een jongen de excursie. De anderen kijken buiten en wachten op ons.

Het begint met een video over de observatiepost en de levenscyclus van de albatros. Jonge kuikens worden beschermd en gevoed door de ouders. Na een jaar zijn ze volgroeid en stoppen de ouders met eten geven. Na een afslankkuur stijgen de jongen voor het eerst op en vliegen meteen weg. Na 5 jaar komen ze voor het eerst weer bij hun geboorteplek op de grond. Landen hebben ze niet geleerd, dus maken ze een enorme smak. In combinatie met de stress zijn ze daarna 24 uur bewusteloos. Dat geeft de onderzoekers de tijd om te meten, wegen en ringen. De jonge vogels zonder partner verzamelen op een "hangplek" en klappen hard met hun vleugels om te imponeren. Ontstaat er iets moois, dan vliegen beiden na een tijdje weg om een jaar later terug te keren. Als het nog steeds klikt starten ze een proefrelatie. Dat betekent dat ze alles net doen als de echte broedparen: nest maken, broeden en elkaar aflossen, maar ze leggen geen ei. Hierdoor bouwen ze een band van vertrouwen op en kiezen vervolgens weer voor een jaar het luchtruim. Daarna gaan ze echt broeden. Ondertussen zijn ze dan 8 á 10 jaar oud. Als het broeden mislukt gaan ze uit elkaar, maar bij succes hebben ze jongen. Daar zorgen ze een jaar lang voor tot die uitvliegen. De ouders zijn dan uitgeput en nemen dan een sabbatical year en komen na twee jaar weer tegelijk terug. Er zit nooit meer dan een paar dagen tussen twee partners.

 

Na alle vragen lopen we naar de observatiepost. Vanachter getint glas kijken we met verrekijkers naar de vogels. Op dit moment zijn er 16 broedparen, waarvan we er 5 zien. Als een klein kuiken onder de vleugels vandaan kijkt wordt iedereen enthousiast. De jonge vogels staan op een rots met elkaar in een kring te flapperen met hun vleugels. Dat noemen ze dan een party. We hebben geluk dat er veel wind staat, want daardoor vliegen er vogels met hun grote vleugels rond de rots. Terwijl we naar beneden lopen vraagt een vrouw aan de gids of hier ook shags (aalscholvers) zitten. Onder aan de rots zaten er een paar honderd, maar die heeft ze zeker over het hoofd gezien.

Beneden bij het water liggen vriendelijke zeehonden, maar de gids waarschuwt ze niet te aaien. Een beet doet niet alleen pijn, maar door een ontsteking ontstaat vaak bloedvergiftiging. De rest van de groep wordt ongeduldig en snel stappen we in.

 

Tijdens het rijden houdt de gids het strand in de gaten, zegt ineens dat hij in de verte iets ziet en parkeert de bus. Op het strand gekomen zie ik nog steeds niets, maar hij loopt in de richting van een bruin stuk hout of is het een oud vloerkleed? Dichtbij blijkt het een Hooker sealion te zijn. Deze imposante beesten zijn vrij zeldzaam, maar we hebben alle tijd om hem te bewonderen. Wel moeten we een zekere afstand bewaren en mogen niet tussen hem en het water gaan staan. Furseals (zeehonden) hebben een spitse snuit, kort haar, huppelen op hun achterste vinnen en zijn solitair. Sealions (zeeleeuwen) hebben een stompe snuit, lange manen in de nek, "lopen" op hun achterste vinnen en liggen vaak bij elkaar.

Over gravelwegen en langs baaien volgen we de kust. Bij een boerderij stappen we in de laadruimte van een pick-up en rijden dwars door de weilanden naar de kust. We staan dicht op elkaar gepakt en houden ons aan de stangen en elkaar vast door de hobbels.

Op de laatste heuvel stoppen we en zien beneden pinguïns staan. We lopen naar beneden en tussen hen door. Het zijn jonge yellow-eyed pinguïns die hongerig op hun ouders wachten. Aan de geluiden horen ze hun ouders aankomen en vliegen er met een vaart op af. Ze lopen ze zelfs onderste boven. Door alle drukte hebben ze geen aandacht voor ons en kunnen we ongestoord fotograferen.

Vanuit een hut kijken we op het strand en zien hoe de ouders voorzichtig uit het water komen. Als ze op dit moment gestoord worden gaan ze terug het water in, maar als ze eenmaal aan hun voettocht door de duinen begonnen zijn, gaan ze door.

In het water barst het van de zeehonden die of rustig liggen of met elkaar vechten voor een territorium.

Bij een volgende boerderij lopen we het strand op en daar liggen drie Hooker zeeleeuwen. Die bewonderen we uitgebreid en dan is het tijd om terug te gaan. We laten ons om 22.00 uur in Dunedin bij een KFC afzetten, want we hebben nog niet gegeten.

 

 

Mouraki

 

Gisteravond was het laat en daarom doen we het rustig aan. Pas om 10 uur vertrekken we. De regen is al lang opgehouden en de lucht stralend blauw. Omdat het zondag is doen we in het centrum boodschappen. Een deel van de straten is afgezet ivm een wielerwedstrijd. Het zo genaamde rondje om de kerk, al krijgt dat bij de NS een andere betekenis. Op weg naar Mt. Cargill komen we langs Baldwinstreet, de steilste straat van de wereld. We geloven ze op hun woord en rijden er voorbij.

In de warmte klimmen we naar boven, gisteren had ik de beste benen, maar vandaag rijd ik puffend achter Truus aan. Dunedin wordt omringd door een heuvelrug, zodat het beschut ligt, maar als je de stad in of uit wilt moet je een helling over. De afdaling gaat geleidelijk en duurt 10 km.

Na Waitati nemen we de kustweg. Volgens onze kaarten  missen we dan meteen een helling van 200m, maar de weg golft zo op en neer dat ik denk dat we nu meer klimmen. Het is wel een rustige weg met weinig verkeer en mooie uitzichten. In het binnenland ontstaan steeds meer stapelwolken, zodat we niet verwachten dat we het vandaag droog houden.

In Karitane lunchen we aan het strand en dan vallen de eerste druppels. Truus wil de bui afwachten, maar het ziet er naar uit dat het lang gaat duren. Daarom wil ik verder, want het is bijna drie uur en we moeten nog 45 km. Als het kort na vertrek echt gaat regenen baalt Truus, want ze wordt koud en de bril beslaat. Als compromis schuilen we onder een boom tot het minder wordt.

In Palmerston drinken we koffie, worden warm en het weer klaart op. Maar als we goed en wel op weg zijn begint het opnieuw en het regent tot aan Mouraki. Op de camping nemen we daarom een cabin. Ze zijn niet duur en we zitten droog en warm. Het blijft de hele avond regenen, zodat wij van achter het raam genieten van het uitzicht op de baai.

 

 

Kurow

 

Gisteren zijn we minder ver gekomen dan we volgens ons schema moesten en dat gaan we vandaag inhalen. Voor de snelle start kijken we eerst uitgebreid naar de Mouraki Boulders. Dat is een verzameling grote ronde stenen op het zandstrand. Wonderlijk hoe die hier terecht gekomen zijn.

Daarna gaan we echt op weg en rijden in een ruk de 45 km naar Oamaru. In een tearoom. klaagt een Amerikaanse toeriste dat het veel regent, maar wij vinden dat meevallen. Ze vraagt waar wij vandaan komen? Nederland, … ja, dan zijn we het gewend!

Richting Omarama krijgen we de wind pal tegen en neemt de windkracht toe en zo ploeteren we voort. Tegen lunchtijd zoeken we een plek om te picknicken, maar die is er niet. De weg loopt door een riviervallei met open weiland zonder beschutting. Daarom gaan we door naar Duntroon en zijn van plan daar te blijven. De camping is echter verlaten, maar niet stil door de storm die over het open terrein raast. We schuiven een tafel tegen een beschutte muur en gaan eerst maar eens eten. Wat nu? Het is nog 25  km naar Kurow waar wel een goede camping en winkels zitten. We besluiten er voor te gaan.

Even buiten het dorp komen we langs een rotswand met grote hekken. Hier achter zitten Maori tekeningen. Ik zie niet veel in de krabbels, een kind had het ook gedaan kunnen hebben. Snel rijden we door.

Onderweg zien we verse sneeuw op de toppen van de bergen liggen, maar zonder veel problemen halen we Kurow. Daar heeft iedereen het over de sneeuw. Dat is nog nooit eerder in de zomer voorgekomen. Het weer is totaal van slag.

Op de camping zoeken we een beschutte plek, genieten van het warme eten en het uitzicht.

 

 

Twizel

 

's ochtends is het koud door de heldere nacht, maar het we hebben blauwe lucht en weinig wind. Met plezier fietsen we weg: sneeuw op de bergen, bloemen in de berm, een paar heuvels, mooie meren en veel bijenkasten. In het volgende dorp hebben we al zin en koffie, maar moeten het doen met chocolademelk in de supermarkt. Onderweg zit Truus met haar hoofd in ander werelddelen. Een stel bruine heuvels vergelijkt ze met Egypte, een meer met groene bossen en heuveltoppen in de wolken lijkt op Sky. Als ik dan naar het vlakke landschap met wilgen langs de rivier kijk denk ik aan Nederland.

De klim naar Omarama valt mee en daar gaan we echt aan de koffie. Het is meteen tijd voor boodschappen, want het is nog maar 25 km naar Twizel. In de supermarkt moeten we met kontant geld betalen, maar daar raken we aardig door heen. Gelukkig kunnen we met de creditcard geld krijgen bij een souvenirwinkel, al moeten we daar wel iets voor betalen.

Bij Twizel rijden we naar het stuwmeer, waar we een mooie plek vinden op de camping. In het zonnige, warme weer kijk ik de fietsen na.

 

 

Lake Tekapo

 

In Twizel halen we eerst geld uit de automaat. Bij de makelaar kun je e-mailen. Ik  verwacht dat ze een computer apart hebben staan, maar een van de medewerksters ontruimt haar buro en computer. Daarna hebben we nog tijd om koffie te drinken, per slot van rekening hebben we vakantie.

Bij Lake Pukaki hebben we, samen met de andere toeristen, een schitterend uitzicht op Mt. Cook. De toppen van de gletsjer schitteren in het heldere zonlicht. We boffen met het weer.

Als alternatief kun je langs het kanaal naar Lake Tekapo rijden, maar we nemen de weg. Langs het kanaal lijkt zo saai en de weg is toch niet druk. Voor Lake Tekapo komen we langs een vliegveld. Hier kun je rondvluchten naar MT. Cook maken. Het weer is er goed voor, maar de kosten van 500,- houden me tegen..

Truus heeft er vandaag moeite mee door maagkrampen, maar uiteindelijk komen we er toch. Een fietser heeft ons vertelt dat hij bij de schrijver van Pedaller's Paradise heeft overnacht. Daar komen veel fietsers en kun je met elkaar in gesprek. Dat trekt ons niet, dus rijden wij naar de camping aan het meer. Bovenop de heuvel hebben we uitzicht over het onnatuurlijk blauw gekleurde water. 

Langs het meer lopen we naar het dorp voor boodschappen en een pilsje. We zitten al een beetje buiten het seizoen en daardoor is het niet druk. Terug op de camping komt er een groep Duitsers naast ons staan. Ze zijn de hele avond luidruchtig, maar als wij gaan slapen doen zij dat ook.

Een Nieuw-Zeelands stel maakt wel lawaai met hun ruzie. Hij schreeuwt dat ze de hele tijd al "fucking" op zijn nek zit en dat hij "fucking right is and she's fucking wrong." In iedere zin gebruikt hij dat woord meerdere keren. Het schijnt dat zij onderweg in de auto een opmerking gemaakt heeft. Zij blijft kalm, schreeuwt niet en praat redelijk, maar het helpt niet. Na een tijdje lopen ze gelukkig weg. Dumpen zo'n vent!

 

 

Geraldine

 

Vandaag krijgen we een makkie, want we dalen van 700m naar 120m. 's Nachts is het koud en dik aangekleed op de fiets overweeg ik te stoppen en handschoenen onder uit de tas te halen. Zelfs de klim naar Burke's Pass maakt me niet warm. Over mijn schouder zie ik in de verte besneeuwde toppen van de bergen en in de berm bloeien lupines in allerlei kleuren en variëteiten. Truus maakt me daar een paar keer op attent en stopt tenslotte om er foto's van te maken.

De pas is ook een weer-grens. Voor de pas schijnt de zon, is het landschap bruin, kaal en zie ik geen schapen. Over de pas regent het, is het groen en zie ik schapen. In het dorpje Burke Pass drinken we koffie. We lopen naar binnen, maar er komt niemand. Roepen heeft geen effect, maar buiten regent het, zodat we rustig gaan zitten. Uiteindelijk komt een vrouw met haar drie maanden oude baby binnen. Ze heeft de was opgehangen en ons daardoor niet gehoord. Ze vindt het vervelend en blijft haar excuses aanbieden, terwijl wij ons er niet aan stoorden.

Na een snelle afdaling gaan we in Fairlie al weer aan de koffie. Tijdens de klim van Mt. Michael breekt de zon door. Daarna worden de heuvels lager, de weg vlakker en de temperatuur stijgt. Op een mooie zomerse dag rijden we Geraldine in. De camping ligt in het centrum, ruim opgezet met mooi gras.

Een plaatselijk winkeltje, Barker's, maakt zelf jam, chutneys, kiwiwijn, enz. Je kunt alles proeven, zodat je weet wat je koopt. Truus belt naar Sky Diving voor een parachutesprong. Geen probleem voor morgenmiddag, want de weersvoorspellingen zijn goed. Ze verwachten ons om 14.00 uur bij het vliegveld. Truus vraagt of ze ons ophalen van de camping bij Methven. Methven, nee dat kan niet. Daar springen ze alleen in de winter. Nu is het alleen in Christchurch. Kortom de sprong wordt weer uitgesteld.

 

Ashley Gorge

 

's Ochtends regent het, maar we willen op tijd weg. Daarom pakken we alles in de tent in, breken de binnentent af en wachten tot het even droog wordt. Snel pak ik de fietsen op. De laatste tassen liggen ver weg in de tent en met een ruk trek ik die naar me toe. Het haakje blijft hangen achter de buitentent en doordat ik mijn evenwicht probeer te bewaren geef ik een tweede ruk. Dit is meer dan het tentdoek kan verdragen en scheurt aan flarden. Truus kijkt er na, slaat de handen voor haar mond en roept: "Ben, wat doe je nou?" Natuurlijk zag ze heel goed wat ik deed. Geschrokken en zwijgend pakken we verder in. Truus doorbreekt de stilte door te zeggen dat ik ook wel op een andere manier duidelijk had kunnen maken dat ik een nieuwe tent wil. Dat ontspant de sfeer. De tent begint ook al te slijten, het nylon wordt stugger en perkamentachtig en de aluminiumstokken hebben zwarte vlekken achtergelaten op het tentdoek. Maar op dit moment moet hij nog wel even mee.

In de regen fietsen we over de lange, verlaten weg. Deze stijgt langzaam, maar door de gunstige wind blijft het gemiddelde hoog. Als de regen ophoudt en de temperatuur stijgt wordt het zelfs aangenaam weer.

Na Mount Hutt dalen we steil de Rakaia Gorge in. Beneden bij het water lunchen we in de zon. Plotseling betrekt de lucht, vallen de eerste druppels en waaien onze spullen weg door een rukwind. Een goed moment om op te breken en we fietsen tegen de steile helling op de kloof uit. Boven fluit de wind om onze oren en ik begrijp hoe Windwhistle aan zijn naam komt. Daarna hebben we de wind achter en vliegen we gewoon voorruit. Al vlug bereiken we Glentunnel en besluiten ondanks de 115 km door te rijden. Van die gunstige wind maken we gebruik. Als we vandaag Ashley Gorge halen, komen we makkelijk in twee dagen naar Kaikoura.

Zo fietsen we verder langs de groene weilanden met veel schapen. Het laatste stuk is zwaar. We klimmen iets en de wind komt van opzij. Bij Truus gaat het kaarsje uit en moeizaam komen we na 159 km aan. De camping met mooi groen gras ligt tegen een beboste helling. De zon schijnt en na een douche voelen we ons een stuk beter. Alleen de sandflies vallen ons lastig. Truus repareert met naald en draad, veiligheidsspelden en tape de scheur in de tent, terwijl ik kook. Daar raak ik in gesprek met een Maori vrouw. Ze heeft een vriend van hollandse komaf (Jan) die met z'n bike altijd veel succes had bij de vrouwen. Ze moet lachen als ik zeg het mij met mijn pushbike nooit lukt.

In de krant lees ik dat januari op de Canterbury Plains erg slecht was; de koudste van de eeuw met 120 zonuren (normaal 175) en 70 mm regen (normaal 18).

 

 

Christchurch

 

De laatste dagen heeft Truus last van een ontsteking in haar lies. Gisteren zaten we veel uren in het zadel en daardoor is het erger geworden. Tot Kaikoura verwachten we geen dokter en daarom gaan we naar Christchurch. Dat is maar 75 km en dan nemen we de trein naar Kaikoura.

Via rustige binnen wegen rijden we richting Christchurch. Bij het naderen van de stad neemt het verkeer toe en verandert het rijgedrag. Ineens rijdt iedereen hard en heeft haast. Als we niet snel genoeg opzij gaan, klinkt er een eisende claxon.

In een stad kun je op ieder moment naar een dokter. Binnen een halfuur is Truus aan de beurt. Ze krijgt een antibioticumkuur en ik koop meteen een extra fles zonnebrandcrème van Sunsense. Ik weet niet of die in Australië ook te koop is en nu heb ik voldoende voor de rest van de vakantie.

Christchurch is een ruim opgezette stad met leuke winkelstraten en een gezellige sfeer. Bij het T.I. boeken we de trein naar Kaikoura, lopen door de winkelstraten, eten een hamburger bij McDonald en rijden naar de camping. Deze zit aan Blenheimroad, in de buurt van het station. De fietsen en overbodige spullen stal ik na het eten in de garage van de campingbeheerders, want dan hoeven we het niet mee te slepen in de trein.

 

 

Kaikoura, whalewatching

 

Om zeven uur nemen we een taxi naar het station. Bij het boeken hadden we de keus uit economy (NZ$72,-) en backpackers (36,-). We hebben het laatste gekozen en zijn benieuwd naar het verschil. Dat valt ons mee. In economy heb je iets grotere ramen, een tafeltje en zit je dichter bij de restauratiewagen. Onze stoelen met veel beenruimte zijn echter prima.

De treinreis is saai. Buiten zien we veel gras en schapen, maar pas het laatste stuk rijden we langs de zee. Vanaf het station lopen we naar de camping, zetten de tent op en eten. Voor whalewatching hebben we om halfeen gereserveerd en zijn daar ruim op tijd. Kaartjes kunnen we pas kopen als de vaart bevestigd is, want whalewatching is afhankelijk van het weer. Ze garanderen dat je walvissen ziet en anders krijg je het geld terug.

De wachttijd brengen we door met het kijken naar een video van whalewatching, souvenirs, een veiligheidsfilm en beelden van de Louis Vuitton Cup (America Cup). Dit is een prestigieuze zeilwedstrijd waarin vandaag Prada (Italië) en America (USA) de beslissende race varen. Later horen we dat de Prada gewonnen heeft.

Uiteindelijk wordt de vaart bevestigd en neem ik vlug een reispilletje, want al die waarschuwingen over de golfslag zullen niet voor niets zijn.

Een bus brengt ons naar de boot en met vijftig man zitten we in lange rijen benedendeks. Tijdens het varen moet iedereen op zijn plek blijven zitten. Als je naar het toilet moet geef je een seintje aan een steward die dan zorgt dat we even snelheid minderen. Als je zo de aandacht op je vestigt laat iedereen het wel na om naar het toilet te gaan. Alles wordt op een populaire, maar arrogante toon, door een soort DJ verteld. Ik krijg het gevoel dat we blij moeten zijn dat we mee mogen, terwijl ik voor het vorstelijke bedrag dat we betalen iets van gastvrijheid verwacht.

De boot vliegt met grote snelheid over het water in zijn zoektocht naar de walvissen. Hiervoor hebben ze ook hulp van vliegtuigen in de lucht. Voorlopig levert het nog niets op. Om de moed er in te houden roept de DJ af en toe dat ze in de verte, voor ons niet zichtbaar, een staartvin of een spuiter zien. Zolang de boot met hoge snelheid over de golven vliegt heb ik er niet veel last van, maar als hij vaart mindert deinen we mee op de golven en voel ik me warm worden, ga zweten en trek volgens Truus wit weg. Ik vraag aan een bemanningslid of ik achterin op het stoeltje bij de open deur mag zitten. Daar hoop ik wat meer koude, frisse lucht te krijgen. Dat helpt even, maar al vlug kots ik het daarvoor bestemde zakje vol. Ik ben trouwens niet de enige, er waren me er al een aantal voorgegaan.

Gelukkig komt er eindelijk een walvis, zodat we aan dek kunnen. Me stevig aan de stangen vasthoudend adem ik de frisse lucht in. In de verte zie ik een walvis die af en toe boven de golven uitsteekt. Hij spuit een paar waterfonteinen in de lucht en duikt onder. Z'n staartvin komt amper in de lucht. Volgens de folders is dit het meest sensationele moment.

Benedendeks begint de zoektocht opnieuw en ik ben blij met de volgende walvis, want dan kan ik weer in de frisse lucht. Deze walvis (giant spermwhale) zien we, samen met drie andere boten, een stuk dichterbij. Als hij onderduikt steekt hij zijn staart omhoog en dat is een mooi gezicht, maar eigenlijk valt het me tegen. Bij de Poor Knights hebben we pilotwhales van heel dichtbij gezien en dat maakte een diepe indruk op me. Hier is de afstand te groot en is het geheel veel te toeristisch. Ik ben blij als we weer voet aan wal zetten.

 De hele dag is het al windstil. We zitten op een overgang van warme en koude lucht. Boven zee hangt een grijze wolkenband die fel afsteekt tegen de blauwe lucht boven het land. Door bewegingen hoog in de atmosfeer ontstaan er allerlei draaiingen en "veren" in de bewolking.

In het dorp boeken we voor morgen het zwemmen met dolfijnen en duiken.

 

 

 Kaikoura

 

De hele avond is het windstil, maar als we goed en wel in slaap zijn steekt er een harde stormwind op. De lucht is helder en daardoor doet het me denken aan een storm in Australië. Daar waaide op een zelfde soort nacht de halve camping weg. Voor alle zekerheid inspecteer ik de scheerlijnen en de gerepareerde plek. Alles zit goed, zodat ik weer ga slapen.

Na een tijdje wordt het Truus teveel. Ze pakt de tassen in en gaat in de keuken zitten. Ik probeer nog te slapen, maar besluit uiteindelijk daar ook naar toe te gaan. Onderweg zie ik dat er veel meer mensen wakker zijn, een aantal tenten is afgebroken en in de keuken zitten nog meer mensen. Na een uurtje lezen neemt de wind af en gaan we terug om nog even te slapen. Al snel worden we wakker van de trein. Het lijkt wel alsof hij onze tent binnen rijdt.

 

Ruim op tijd staan we bij het duikcentrum en zijn er helemaal klaar voor. Door de wind en de hoge golven is er slecht zicht. Het gaat het niet door en ook de tocht naar de dolfijnen wordt afgelast. Daarom gaan we e-mailen en versturen een nieuwsbrief. Daarna ga ik naar de kapper en doden we de tijd met rondneuzen in souvenirwinkels. Deze doen goede zaken, want ook het whalewatching is afgelast.

We maken nieuwe plannen voor morgen: Truus gaat om zes uur zwemmen met dolfijnen en ik draai me dan nog een keer om. Duiken kunnen we om tien uur en daarna hebben we nog tijd genoeg om in te pakken en de trein naar Christchurch te nemen.

 

 

Christchurch

 

's Ochtend om vijf uur vertrekt Truus. Het weer is goed: helder en weinig wind.

De boot zoekt op open zee naar Dusky dolfijnen en laat iedereen voor de kudde in het water springen. De honderden dolfijnen zwemmen dan aan alle kanten voorbij en het is de bedoeling dat je hun aandacht trekt met rare bewegingen of geluiden. De meesten zwemmen door, maar enkele nieuwsgierige draaien rondjes om de zwemmers. Dit herhaalt zich enkele keren en Truus is steeds als eerste in het water en er als laatste uit. Ze hoopt dat ze een paar goede foto's heeft gemaakt.

Als ik bij het duikcentrum kom is ze opgetogen en koud. Ze heeft meer dan een uur in het water gelegen en is blij met de extra boterhammen die ik gesmeerd heb. Ze moet snel opwarmen, want we gaan zo duiken. Het weer is ondertussen veranderd: meer bewolking, wind en golfslag.

Met vier andere duikers en vier snorkelaars gaan we te water bij de rotsen waarop de zeehonden liggen. Het is de bedoeling dat ze verkoeling zoeken in het water en dat wij ze daar zien. Op het land moet je uitkijken met zeehonden, maar in het water zijn ze in hun element en niet agressief.

In het water moeten we op een van de duikers wachten. Hij heeft niet genoeg lood en klimt weer aan boord. Opnieuw in het water ziet hij het niet zitten en besluit alsnog niet te duiken.

De gids leidt ons onder langs de rotsen waarop de zeehonden liggen, maar ze komen niet in het water. Daarop zet hij koers naar een wand die we volgen. De begroeiing met zeewier en rode "mos" is mooi. We zien zeesterren, vissen en Truus vindt een grote octopus die opgekruld op de bodem ligt. Ik verwacht dat de gids ons naar de boot terug leidt, maar als hij naar boven gaat moeten we de laatste honderd meter terug zwemmen.

De snorkelaars krijgen een deel van hun geld terug omdat er geen zeehonden in het water gegaan zijn. Voor duikers geldt die garantie niet.

De treinreis naar Christchurch verloopt vlot en met een taxi rijden we naar de camping. Truus zegt tegen de chauffeuse dat Nieuw-Zeelanders zo behulpzaam en vriendelijk zijn. Bij het afrekenen moeten we 11,- betalen, zondag was dat maar 6,-. Ik heb geen meter gezien en voel me geflest, maar besluit om eens een keer niet moeilijk te doen en reken af. Royaal rond ze het af op 10,-.

 

 

Christchurch

 

's Ochtends belt Truus naar Skydive. Het is mooi, helder weer met weinig wind en het parachutespringen gaat vandaag door. De instructeur heet Dan Visser en is van Nederlandse afkomst. Hij zoekt de kleding en parachute uit en geeft Truus instructies over het verloop van de sprong. Hij vertelt wat ze wel, maar vooral niet moet doen. Als een Japanse ook zover is gaan ze met zijn vieren aan boord van een klein vliegtuigje. Zittend op de vloer stijgen ze op.

Op 10.000m gaat de deur open en springt Truus, die aan Dan vastzit naar buiten. Door het heldere weer heeft ze uitzicht op de hele stad Christchurch. De vrije val duurt 30 seconden en dan trekt Dan de parachute open voor een vier minuten durende afdaling.

Ondertussen sta ik op het middenterrein, terwijl de raceauto's over de baan vliegen en maak foto's. Op het moment dat Truus uit het vliegtuig sprong hebben ze daar ook een foto gemaakt. Die laten we opsturen naar de ouders van Truus.

Truus vindt het een fantastische ervaring.

Door de stad rijden we naar het North/South motorcamp. Die zit vlak bij het vliegveld, zodat we morgen niet ver hoeven te fietsen.

In de stad doen we boodschappen. Truus kijkt naar een trui van possumwol, maar die zijn erg duur. Dus blijft het bij boeken, hoeden en een korte broek voor mij. Overbodige spullen en souvenirs sturen we naar Nederland.

Voor de laatste maaltijd in Nieuw-Zeeland gaan we naar Valentine's. De serveerster moedigt ons aan om zoveel te eten als we willen, maar dat is overbodig. Vele keren lopen we langs het buffet en zijn blij dat we als fietsers zoveel moeten eten. Wij halen de kosten er dubbel en dwars uit, terwijl ik veel anderen matig zie eten: kopje soep, vlees met veel patat en een grote bak softijs. In de cabin pakken we alles goed in, want om 3.00 uur moeten we op en weg.

In het donker rijden we naar het vliegveld waar we inchecken. De plastic fietshoes levert geen problemen op, iemand anders neemt zelfs een kajak mee. Met ontbijt en de taxfree winkel doden we de tijd. Reizen bestaat vooral uit wachten: wachten bij inchecken, wachten bij instappen, wachten voor het opstijgen, wachten voor de douane, wachten op bagage enz. Aan boord van de vlucht naar Australië laten we de hoogtepunten van Nieuw-Zeeland de revue passeren en dat zijn er veel.

 

 

 

bovenkant pagina

 

duikvakanties         fietsvakanties