Fietsen op Nadi (Fiji)

Door Ben Giesen. e-mail: bgiesen@caiway.nl

 

december 1999

 

duikvakanties         fietsvakanties

 

 

 

 

Fietsen op Nadi (Fiji)

 

 

Start fietstocht

 

De fietsen en kampeerspullen halen we op bij het bagagedepot. Terwijl Truus de bagage voor het fietsen in de tassen pakt en de duikspullen in de grote tassen, zet ik de fietsen in elkaar. Met al die spullen rond ons heen zetten we een territorium af, waar iedereen met een grote boog omheen loopt. Er zijn altijd mensen die de fietsers interessant vinden en een praatje maken. Handig, want dan kunnen ze meteen de fiets vast houden, spullen aan geven e.d. De overbodige bagage geven we af bij het depot en drinken daarna cola bij een kiosk. De sandwiches kun je niet eens vies noemen, want ze smaken nergens naar.

 

Eindelijk fietsen we de tropische warmte in, de zon brandt aan een onbewolkte hemel en het asfalt straalt hitte uit. De weg richting Suva wordt langs Nadi geleid. Dat schiet vlug op, maar nu weten we niet hoe de stad er uit ziet. Misschien dat we er voor vertrek nog naar toe kunnen.

In het landschap vallen de uitgestrekte suikerrietvelden en de rails voor de suikerriettreinen (wat een woord!) op. De oorspronkelijke bevolking bestaat uit polynesiërs/melanesiërs en is herkenbaar aan de donkere huid en kroeshaar. Ze vormen ongeveer 50% van de bevolking. De andere helft bestaat uit Indiërs die door de Engelsen hier naar toe zijn gehaald om te werken in suikerriet en katoen.

Met wind in de rug fietsen we ontspannen over het asfalt naar het zuiden. Het landschap is saai met veel zandgrond en dennenbossen en doet daardoor Europees aan. Veel mensen groeten vriendelijk en we zwaaien enthousiast terug. Het zweet gutst door de warmte bij de eerste heuvels van ons af en vol verlangen kijken we uit naar McDonalds. Dat staat voor koude cola en airco. Helaas moeten we het doen met een winkel waar we water kopen en een fruitstal naast de weg. Hier kopen we 2 ananassen voor twee dollar en de man schilt er een voor ons. De pitten snijdt hij er spiraalsgewijs uit, zodat het er fraai uit ziet. Bovendien gooi je het minst van de vrucht weg. Bij hem thuis kunnen we thee te drinken, maar dat doen we niet. We willen verder en het is al laat.

 

Voor Sigatoka ligt een bezoekerscentrum bij de beroemde zandduinen. Dit is het eerste nationale park van Fiji en schijnt de moeite waard te zijn. We stoppen en kijken binnen naar foto's. Niet dat we echt geïnteresseerd zijn, want we zijn moe en kletsnat door een tropische regenbui. Hotel Club Masa Resort ligt hier in de buurt en voor alle zekerheid vragen we de weg: twee minuten verder, onder de spoorbrug door en dan rechts. De weg door het dorp Kulukulu blijven volgen en dan komen we vanzelf bij het hotel. Met elastische armbewegingen en een levendige mimiek legt de ranger het uit. We moeten de groeten van hem doen aan Sera!

Over een modderweg met diepe kuilen komen we bij de zandduinen waar het hotel ligt. Op afstand lijkt het een groot woonhuis. Bij de ingang wacht ik met de fietsen terwijl Truus informeert of er plaats is en kijkt of ze er wel wil slapen. Dat laat ze niet aan mij over, want mijn normen zijn anders dan de hare.

Even later komt ze opgewekt terug. Het is geregeld: kamer met eten voor F$66,-. Als ik doorloop kom ik bij een gezellige met planten aangeklede veranda. Toeristen eten aan een lange tafel in het midden. Onze kamer bevindt zich aan de achterkant van het gebouw. Een kale ruimte met een groot stapelbed en horrengaas voor de ramen. Elektra ontbreekt, maar we krijgen een zaklamp. We schuiven meteen aan bij het gezelschap en krijgen een bord roti. Fietsers verbruiken veel, zodat het voor ons wat weinig is, maar we hebben nog ananas en koekjes.

Naast ons zit een jong stel uit Haarlem. Beiden hebben hun baan opgezegd om een wereldreis van een half jaar te maken. Ze hebben Amerika bezocht en een aantal eilanden in de Pacific. Na het eten schuift een stevig doorvoedde, gemoedelijke man met een aanstekelijke lach aan. Hij stelt ons veel vragen over Nederland (industrie, landbouw, handel, prijzen, gewoonten enz.) en vertelt veel over Fiji: het is nu de goede tijd van het jaar om krabben te vangen op het strand, want in de paartijd komen ze uit hun hol; twee ananassen koop je voor een dollar; op Fiji zijn geen slangen meer door de import van de mongoose. Er zijn wel zeer giftige zeeslangen en daar moet je voor oppassen als je in zee zwemt, want ze liggen in het ondiepe water op de grond. Hiermee jaagt hij de Haarlemse de stuipen op het lijf en kijkt ondertussen met twinkelende ogen om zich heen.

Al is het maar zeventig km, toch voelt Truus de vermoeide spieren na deze eerste fietsdag en ze laat zich masseren door Sera. Die is gastvrouw, kok, masseur en manager van het hotel. Kortom volgens ons werkt ze de hele dag en de man met de pretoogjes geniet van het leven.

Bij het licht van petroleumlampen klets ik met de andere gasten, maar al snel gaat iedereen naar bed. Voor het slapen gaan neem ik een koude douche in een ruimte die romantisch verlicht is door kaarslicht.

 

 

Pacific Harbour

 

Tot mijn verbazing slaap ik uitstekend en word uitgerust wakker. Van jeukende handen heb ik na de eerste fietsdag geen last. Om zeven uur zitten we klaar voor het ontbijt, maar we zijn de enigen want de kok slaapt nog. Om halfacht komt hij en maakt het eten klaar: een bal gekookt deeg (bloem en bakpoeder) opgediend met fruit en een zoete fruitsaus (stroop?). Samen met de citroenthee smaakt het lekker, al is de hoeveelheid weer te weinig. Het lijkt er op dat wij meer eten dan gemiddeld.

 

In Sigatoka stopt Truus voor een winkel om boodschappen te doen. We zijn net een kwartier op weg en komen nog door meer plaatsen. Volgens mij kunnen we beter later boodschappen doen en Truus luistert naar mij. Maar zoals ze later zegt: voor het laatst, want het duurt lang voor we een fatsoenlijke winkel tegen komen. Op zich is die opmerking van Truus niet bijzonder en gebeurt het iedere vakantie. Truus wil de zekerheid van voldoende voorraad en ik vind het avontuurlijker als het af en toe mis loopt en pas me daar dan stoïcijns op aan.

De weg volgt de kust en ik verwacht dat hij vlak is, maar kom bedrogen uit. De ene na de andere helling volgt, steeds steiler en langer. Het landschap van suikerrietvelden verandert in tropisch regenwoud tegen de heuvels. Naast de weg zien we veel graven. De oude bestaan uit gestapelde stenen en zijn afgedekt met doeken; de nieuwe zijn van beton.

De weg loopt langs de dorpen ipv er doorheen. Dit komt doordat dorpen gezamenlijke bezit zijn. Het hele dorp is dus privé-terrein en in Nederland loop je ook niet zo maar bij iemand de tuin in.

 

De winkels langs de weg zijn schaars en verkopen geen water in flessen. Ons tussendoortje bestaat uit cola en koekjes. Tegen lunchtijd komen we nog steeds niets tegen en het wordt weer cola met koekjes. Bij dit laatste hebben we geluk, want de winkel wordt net bevoorraad en als ik koekjes vraag nemen ze een doos.

Truus ziet er het leuke wel van in, maar raakt uitgeput door de hellingen; koekjes, cola, ananas en dextro leveren niet genoeg energie. Moeizaam duwt ze haar fiets tegen de lange steile, hellingen op en droomt van brood met pindakaas.

Het laatste stuk is vlak, zodat we er, net als altijd, toch komen. Vlak voor Pacific Harbour zitten twee hotels. Coastal Coral is onze eerste keus, maar ook die van 96 schoolkinderen. Er naast ligt Deuba Inn waar we een cabin met veranda, badkamer en keuken nemen. Na een warme douche valt Truus uitgeteld op het bed.

 

Na alle vermoeienissen hebben we trek in een pilsje en gaan naar de bar. De man vraagt wat we willen eten, want dan maken ze het meteen klaar. Dat spreekt ons aan, want we barsten van de honger. Het duurt wat langer en we nemen nog een pilsje ... en nog een. Na twee uur roepen ze ons tegelijk met de andere gasten. Het eten wordt per tafel opgediend en wij zijn de laatste. Gelukkig smaakt het prima, al doet het dat altijd na een zware dag fietsen en twee uur wachten.

 

 

Suva

 

Bij het ontbijt bestelt Truus "cereal". De serveerster vraagt of ze cornflakes wil, maar Truus heeft liever wheat-bix. Dat is goed zegt de vrouw en brengt even later cornflakes. Deze situaties maken we vaker mee, al doorzie ik de reden niet. Zeggen ze ja, omdat ze het onbeleefd vinden om nee te zeggen? Hebben ze gewoon niets anders? Denken ze te weten wat je wilt en kunnen ze hun gedachten daarover niet meer veranderen? Het is in ieder geval vermakelijk!

 

Pacific Harbour verschilt van de andere dorpen die we tegen gekomen zijn. Het heeft een ruime villawijk voor westerlingen. Die hebben geen native-ground, zodat we even rond rijden en bij de plaatselijke kruidenier voorraad inslaan: water, pindakaas en bruinbrood. Ons kan vandaag niets meer gebeuren.

De weg is opvallend vlak en fietst daardoor makkelijk. Het land wordt gebruikt voor veeteelt. Australiërs probeerden hier suikerriet te verbouwen, maar daarvoor bleek de grond en waterhuishouding ongeschikt. Veel investeerders zijn zo hun geld kwijt geraakt. Zoals bekend zijn aan beleggen risico's verbonden en zeker als je het niet gespreid doet.

 

Na een paar hellingen komen we 7 km voor Suva bij Orchids Island. Hier maak je  als toerist kennis met geschiedenis, cultuur en gebruiken van Fiji. Bij de ingang staan mensen in traditionele, rieten rokjes. De gids loopt met ons naar de "bure", de traditionele dorpstempel waar alleen de priester binnen mag. Bij de bouw wordt onder iedere hoekpaal een jonge, sterke man begraven om de goden gunstig te stemmen. Dit gebeurt in meer culturen en meestal werden er slaven gebruikt. Dat is beter dan je eigen familie.

Het gebouw met rieten puntdak staat op een terp, zodat je omhoog kijkt naar de ingang. Dat maakt waarschijnlijke meer indruk op gelovigen. De muren van bamboematten zijn versierd met schelpen. Eigenlijk horen dat vingerkootjes te zijn die de vrouwen afsnijden als de hoofdman overlijdt. Bij het licht van spotjes geeft de gids een roffel op de trommel en we lopen door naar het huis van de hoofdman met gebruiksvoorwerpen en wapens.

Via een brug komen we op het eiland waar een schildpad (green turttle) in een bad ligt. Vol trots laten ze die zien. De twee apen zijn helaas dood en dus beter af volgens ons.

Een man maakt vuur door snel een stokje heen en weer te bewegen over een houten balk. Met brandbaar materiaal erbij zit de vlam er na een paar minuten hard werken in. In de bloementuin staan tropische planten als: vanille, dalo, suikerriet, koffie, thee, cacao, gember enz. De verwerking van een kokosnoot en het uithollen van een boomstam voor een kano vormen de volgende hoogtepunten. Op mij maakt het geheel geen indruk.

Een wand met muurschilderingen vertelt de legende van het ontstaan en bevolken van de eilanden. Een volk arriveert in boten en bouwt nederzettingen. Volgens de gids komen zijn voorvaderen uit Egypte (via Tanzania), al wordt dit niet door wetenschappelijk onderzoek ondersteund. Ook de Loney Planet geeft andere info, maar het klinkt interessant.

Een uitgebreide verzameling foto's geeft een beeld van de periode na de kolonisatie. Je ziet hoe mensen wonen, werken, leven en er op hun paasbest uitzien. Eigenlijk vind ik dit onderdeel het boeiendst.

Er zijn nog meer dieren: een leguaan, waarbij je door de oren naar de andere kant kunt kijken, een boa die we vast houden en een mongoose in een hok. Na de souvenirwinkel houden we het voor gezien en gaan naar Suva.

 

Langs de haven, het industrieterrein en de vuilnisbelt rijden we Suva binnen. Alle verkeer moet over één weg de stad in en is druk door al het verkeer. We rijden met de stroom naar het centrum en zoeken een hotel. Onze keus valt op kamers boven een winkel vlak bij het centrum. Na de inspectie door Truus dragen we tassen en fietsen de trap op. Daar is genoeg ruimte voor in onze kamer. Truus doet op het bed haar ogen dicht al proberen de timmerlieden boven ons dat te verhinderen. Na een verfrissende douche, een kopje thee en een bruineboterham met pindakaas wil ze wel mee de stad in.

 

Op straat en in de winkels valt de alom aanwezige Indiase bevolkingsgroep op.  De oorspronkelijke bevolking heeft kroeshaar en de Indiërs hebben sluik haar. Bovendien is de kleding opvallend verschillend. Vooral de Indiase vrouwen vallen op in hun kleurrijke, geborduurde, versierde lange gewaden. We struinen winkel in en uit om een indruk te krijgen van wat de mensen daar kopen. Zelf hebben we niets nodig en dat maakt winkelen doelloos. Daarom bedenkt Truus een doel: een blouse, een wegwerpding dat niet te duur is en toch leuk. In Indiase winkels hebben ze haar maat niet en in de westers georiënteerde winkels zijn de prijzen hoog, maar uiteindelijk lukt het.

Dan verleggen we onze interesse naar de groentemarkt met de kleurige kramen. Groente, fruit, kava, kippenvoer, kruiden enz. liggen keurig in stapels, bundels of zakken. Prijzen gaan niet per gewicht maar per stuk, zak, bundel, stapel enz. Het kleurrijke geheel vraagt er om gefotografeerd te worden. Mensen vinden het leuk dat Truus toestemming vraagt en bieden het ook vaak zelf aan. Ondertussen praten ze lachend met elkaar en ik krijg de indruk dat ze ons voor gek verslijten. Op de visafdeling liggen vissen die we meestal onderwater zien: grouper, rog, egelvis, vleermuisvis, papegaaivis enz.

De meeste winkels in het centrum verkopen kleding, schoenen, huishoudelijke artikelen, horloges en farmacie, naast de overal in de wereld aanwezige banken, McDonald en pizzeria's. Op straat is het opvallend schoon door de overal aanwezige straatvegers. Bij een chinees drinken we grote mokken thee om de dorst te lessen.

Klokslag 18.00 uur gaan de winkels dicht en komen rolluiken, tralies, hekken, houten panelen enz. te voorschijn. Spreeuwen strijken neer in de bomen en eindigen de dag met een oorverdovend concert. Voor ons het sein om bij Cardoso te gaan eten. De eigenaar stamt in de 4e generatie af van een Argentijn die door piraten overvallen werd. Ze lieten hem in leven om de koeien die ze vervoerden te verzorgen. Hij verloochent zijn afkomst niet en op de kaart staan voornamelijk steaks, die we ons goed laten smaken.

 

 

 

Korovou

 

Na een ontbijt van thee, brood en pindakaas sjouwen we tassen en fietsen de trap af. Het verkeer krioelt op straat al weer door elkaar en onze eerste gang is naar de supermarkt waar we brood, pindakaas, kaasspread, crackers, sinasappels, water en een reep crunch inslaan. Ons kan niets meer gebeuren.

Via Kingsroad verlaten we het drukke Suva, maar tot aan Nausori vergezellen stinkende bussen en trucks ons. Door de roetende uitlaten voel ik me vies en als ik met een zakdoek over mijn gezicht wrijf is die zwart. Naast deze uitstoot nemen ze het ook verder met het milieu niet nauw. Bij een werkplaats staan motorblokken op grond die zwart ziet van de olie.

Na Nausori volgen we over een vlakke weg langs de rivier. De hellingen en oevers van het dal zijn rijkelijk begroeid met een dichte, tropisch, groene massa. Bij Kasavou verlaten we het rivierdal en klimmen naar boven. Nu we de drukte van de stad achter ons laten groet iedereen weer. Groepen mannen lopen langs de weg van/of naar hun werk en zwaaien losjes met grote kapmessen in hun hand. Zonder zo'n ding lijken ze geen stap te verzetten.

Om de dorst te lessen eten we bij een fruitstal watermeloen, terwijl we gezellig kletsen met de hele familie. Ze willen weten waar we vandaag naar toe gaan en dat vinden ze erg ver op de fiets. Holland in Europa is helemaal ver en ligt ook echt aan de andere kant van de wereld.

In Korovou gaan we naar het enige hotel en nemen de duurste kamer van F$45,- De luxe kamer met ventilator en koude douche delen we met kakkerlakken. Het hotel ligt op een heuvel en daardoor hebben we een wijds uitzicht over de omgeving. De fietsen zetten we binnen, want daar staan ze volgens de eigenaar veilig. Binnen zijn wanden en plafond afgewerkt met bamboe. Naast de snookerbiljarts staan tafels waar je kunt eten. Een stevig hekwerk scheidt de bar van de rest van de ruimte. Drankjes reiken ze door een opening aan.

 

's Middags doen we boodschappen in het dorp, want morgen moeten we vroeg weg en aan de gravelweg komen we weinig dorpen tegen. Niets laten we aan het toeval over: 6 liter water, 2 liter sap, brood, snickers, kitkat en pinda's. Voor de vlucht naar Nieuw-Zeeland heb ik plakband nodig voor de fietsdozen. Ik sjouw het liever mee, dan dat ik er op het eind van de week naar op zoek moet. Bovendien heb ik zo een reden om de volgepakte winkels in en uit te lopen.

Op een bank drinken we cola en kijken naar de mensen die langs lopen en het verkeer. Het ademt de sfeer uit van een bedrijvig, maar ontspannen provinciestadje. Op de markt verkopen ze geschilde ananas die er uitzien als lollies op een stokje. Er is zowaar een engelse krant te koop, waarin we lezen dat het blijft regenen, maar dat het geen tyfoon wordt. De vele neerslag veroorzaakt een slechte suikerriet oogst (50% minder) en in Nederland demonstreren studenten tegen de studiedruk.

Bij terugkomst bestellen we het eten en ondanks het feit dat we de enige gasten zijn kan dat á la carte. Het pilsje vooraf drinken we buiten op het trapje voor de deur, terwijl wegenbouwers zich vermaken bij de biljarts. Deze mannen verblijven in gebouwtjes achter het hotel en ontspannen zich na een drukke dag. Een van hen komt een praatje maken. Hij werkt hier nog niet lang en komt uit Zuid-Afrika, dat de laatste jaren in het nieuws is door de politieke omwenteling. Uit kontakten met familie en vrienden heeft hij de indruk dat er veel voor de zwarte bevolking verbetert en over een paar jaar gaat hij terug, maar eerst wil hij iets van de wereld zien.

 

 

 

Raki-raki

 

's Nachts lig ik beroerd op het springverenmatras. Als Truus zich omdraait dein ik mee. Om halfzeven wordt het licht en stappen we op de fiets. Naar Raki-raki moeten we een flinke afstand over gravel afleggen en bovendien hopen we de dagelijkse regenbuien aan het eind van de middag te ontlopen.

Kingsroad, een grote naam voor de gravelweg, slingert door rivierdalen in een gebied met veeteelt. Een man drijft een kudde zwartbonte koeien van een helling naar de stal waar ze gemolken worden. Een van de koeien is eigenwijs en loopt naar een steile wand. Bovenaan ziet ze de rest van de kudde beneden zich en neemt de kortste weg. Met een doffe klap komt ze vijf meter lager tussen de andere dieren in de modder terecht en blijft liggen. Geschrokken vraagt Truus aan de man of de koe iets mankeert. Die schudt zijn hoofd en zegt dat hij het op afstand niet kan zien. Verder reageert hij laconiek en zegt dat ze hier een koe niet afmaken als ze iets breekt. Gerustgesteld na deze woorden fietsen we door.

De hellingen vallen mee en gestaag klimmen we naar boven. Na 15 km komen we bij de Uru waterval. Door de overvloedige regen valt het water met een wijde boog en veel geraas op de rotsen. De waterval bewonderen we van boven en beneden. Daarna drinken we cola bij de kiosk, die we er niet verwacht hadden. Na de pauze klimmen we verder langs de rivier naar boven, steken de heuvelrug over en volgen de rivier.

Langs de weg liggen dorpjes waar vaak fruit te koop is. Leuke momenten om te stoppen en wat te eten b.v. een grote tros bananen voor een gulden. Het valt me op dat de dorpen er verzorgd uitzien. Geen vuilnishopen, vieze mensen o.i.d. De dorpen aan de Coral Coast zagen er armoediger en viezer uit, terwijl daar meer welvaart is langs de drukke weg.

De natuur is prachtig met het weelderige, felle, frisse groen van het tropische regenwoud, het glooiende rivierdal en de door modder bruin gekleurde rivier, waarop af en toe een bamboevlot drijft.

 

Een man houdt ons aan en begint een praatje. Volgens hem moeten we goed eten en drinken en levert een kokosnoot genoeg energie om door te gaan. We zijn toe aan een pauze en lopen met hem terug naar het dorp. Daar klimt hij met veel bravoure langs de stam in een hoge palm en gooit een aantal kokosnoten naar beneden. Met een kapmes slaat hij de kop er af en hakt een opening waaruit we drinken. Daarna vult hij onze bidons met het frisse, zoete vocht. Gastvrij nodigt hij ons uit om mee te lopen naar zijn huis en daar verder te praten. Nieuwsgierig lopen we de heuvel op naar zijn huis, een houten skelet bekleedt met ijzeren golfplaten. Twee grote deuropeningen zorgen voor voldoende ventilatie, zodat het binnen niet benauwd is. Tegen de achterwand staan naast elkaar drie bedden voor het hele gezin en ervoor een paar oude kastje en een versleten bank. Kleding hangt aan een lijn en de rest ligt in koffers, al lijkt het weinig voor iedereen. De vrouw zit op een mat van palmbladeren en is bezig met het eten. Ze sorteert vers gesneden groene stengels en snijdt die in stukjes. Verder heeft ze een petroleumstel en een paar pannen.

De man vertelt dat ze in het dorp de drinkwatervoorziening verbeteren. Veel toeristen geven een bijdrage, niet voor hem persoonlijk, maar voor het hele dorp. Na lang zoeken duikt hij in een koffer het boek op waarin mensen hun bijdrage noteren. Er staan zelfs Nederlanders bij. Truus wil niet onder doen voor andere goede gevers en schrijft impulsief dat wij 75 gulden schenken. Achteraf vindt ze dat zelf ook wel veel, maar och …  we kunnen het missen. De man nodigt ons uit om te blijven slapen, maar dat aanbod slaan we af. In het gunstigste geval slapen we op een mat in onze eigen slaapzak en worden we opgegeten door de muggen. Maar misschien moeten we als gasten wel in het ouderlijke bed. Voor we het dorp verlaten kijken we in ander huis hoe ze van palmbladeren matten vlechten. Vol trots laten de vrouwen zien hoe het moet. Binnen is het donker zodat ze voor de foto een mat naar buiten slepen.

 

De tocht voert langs dorpjes en overal groeten de mensen vriendelijk. Vaak weten ze via automobilisten en bussen al dat we er aan komen en zijn verwonderd dat we er al zo snel zijn.

In een dorp komt een jongetje met een bord met stukken watermeloen de weg op lopen. Ik denk dat hij op weg is naar een man aan de overkant en fiets langs hem heen. Truus die achter me rijdt ziet dat hij beteuterd kijkt en stopt. De meloen is voor ons, zodat ik omkeer. Is de jongen toch nog heel blij.

Verderop lopen in de "middle of nowhere " drie mannen op de weg; gekleed in een traditionele rok met overhemd en stropdas. Een vreemde combinatie en plek om ze te zien.

De gravelweg valt niet tegen, ondanks alle gaten en hellingen fietsen we de meeste tijd. In verband met de natte, vette, gele leem rijden we voorzichtig. Truus rijdt één keer overmoedig de helling af en het achterwiel glijdt weg op een hobbel. Met een duik voorkomt Truus dat ze languit in de modder valt en landt op handen en voeten. Hierbij schaaft ze handen en knieën, die we meteen afspoelen met drinkwater. De fietstassen zitten onder de modder, maar dat is geen probleem en het ergste maken we schoon bij een beek.

We schatten dat we na zo'n 60 km weer op een asfalt weg komen en informeren daar na 45 km naar. Volgens verschillende mensen is het niet ver meer, nog 7 km. Dat klinkt prettig in de oren, want met een gemiddelde snelheid van 12 km gaan we niet hard.

Het laatste stuk wordt zwaar door de grote kluiten modder die zich ophopen tussen spatbord en band en zo als rem werken. Om de kilometer hak ik ze met een stok weg, maar honderd meter verder loopt de band al weer aan. Na 59 km komen we bij Dama op nieuw asfalt en is het leed geleden.

 

Net op tijd laten we het gravel achter ons, want nu rijden we in een tropische stortbui. Onder deze omstandigheden is het fietsen op het gravel onmogelijk. Voordeel is dat fietsen en tassen schoon spoelen.

De laatste 45 km naar Raki-Raki rijden we langs suikerrietvelden. Ook in de stromende regen gaat de oogst door, maar het ziet er niet goed uit. De vele regen van de laatste weken heeft alles doorweekt en ik ruik het gisten  van het suikerriet.

Het hotel ligt 2 km buiten Raki-Raki en bestaat uit een receptie met bar en eetzaal. Naast het zwembad staat een vierkant gebouw waar wij een schone kamer krijgen. Ik controleer de fietsen want op een slechte weg rammelt er vaak wat los, maar hoef alleen de remmen bij te stellen. Daarna zet ik ze vast aan een paal naast onze deur.

Na het wassen van de fietskleding nemen we een frisse duik in het zwembad en melden ons voor een pilsje. Het restaurant heeft een beperkte kaart, maar steak en curry smaken prima.

 

 

Vadu Point.

 

Bij vertrek ziet de lucht er veel belovend uit; licht witte wolken en grote blauwe stukken. Goed gehumeurd fiets ik in de aangename temperatuur weg, al weet ik dat het zo om kan slaan. De eilanden voor de kust liggen er prachtig en onbedorven bij en ik vind het jammer dat we geen tijd hebben om die te bezoeken. De kust bestaat voor een groot deel uit mangrovebossen. Tussen de vele luchtwortels vinden jonge, kleine vissen voedsel en een schuilplaats tegen hun vijanden. Hierdoor zijn deze bossen van groot belang bij de voortplanting van veel dieren.

Langs de noordkust wordt veel suikerriet verbouwd en het oogsten gebeurt "groen", d.w.z. dat het met een kapmes wordt afgehakt terwijl alle blad er nog aan zit. In veel andere landen worden de velden afgebrand. Hierdoor is het makkelijker te oogsten en heb je geen last van slangen, maar daarna moet het suikerriet wel binnen 24 uur verwerkt zijn i.v.m. het gistingsproces. Overal waar de waterstand op de velden het toelaat wordt gewerkt. Voor het transport gebruiken ze treintjes, maar ook vrachtauto's en door ossen getrokken karren.

In het suikerriet werken de Indiërs en we zien een groot cultuurverschil met de Polynesiërs. De laatste groeten uitbundig met een brede glimlach, terwijl Indiërs ons gereserveerd aankijken en minzaam knikken. Vooral als ze in een groep bij elkaar staan valt het op. Of ze negeren ons kompleet of ze lachen keihard als ze ons zien aankomen. Terwijl we passeren houden ze even hun lippen op elkaar en barsten weer los als we een paar meter voorbij zijn. Dit lachen is in mijn ogen onbeschoft, want ze moeten beseffen dat we het horen. Voor het eerst zitten er ook honden achter ons aan, wordt de bewolking dikker en grijzer en al gauw begint het te regenen. Zou er een verband bestaan?

Langs de weg staan reclameborden over gin en whisky, waarschijnlijk gericht op de Indische bevolking, want de andere bevolkingsgroep drinkt kava. Bedrijven als Nescafé sponsoren verkeersborden en het bord voor een school heeft een wervende tekst voor ijsjes.

Door de regen stellen we het eten uit, maar uiteindelijk schuilen we in een bushokje bij een van de vele scholen. Door de vakantieperiode ligt het er verlaten bij. Ook na de pauze fietsen we in de regen over de vlakke weg. Af en toe is er een steile helling die onze vermoeide spieren test, maar we hebben daarna weer voldoende tijd om te herstellen.

Bij Lautoka staan we in de file i.v.m. een ongeluk. Een taxi-pickup-truck zit als een harmonica klem tussen een vrachtauto en een bus. Tot onze verbazing zien we geen gewonden en blijft iedereen rustig.

De spieren van Truus protesteren steeds nadrukkelijker en ze verlangt naar het eind van de rit. In Ba zeg ik dat het nog maar 50 km is, maar doe dat volgens Truus verkeerd. Ik moet zeggen dat het nog 35 is naar Lautoka en de rest er bij denken. Dat klinkt minder ver.

Na 121 km komen we bij het Anchorage Beach Resort waar we vermoeid een kamer nemen. Terwijl Truus nog even terug loopt naar de receptie, pak ik de fietsen af en breng alle bagage naar binnen. Even later komt ze terug en meldt dat we een andere kamer krijgen, een met balkon om de fietsen neer te zetten. Heel fijn! Na het omhuizen spuit ik met een tuinslang de dikke modderlaag van de fietsen, want zo kunnen we ze niet meenemen in het vliegtuig naar Nieuw-Zeeland.

Het hotel ligt op een heuvel aan zee met uitzicht op de baai en eilanden voor de kust. De uitgestrekte tuin is prachtig groen en keurig onderhouden. Op het terras genieten we van een verkwikkend pilsje met pizza en kijken naar de andere gasten. Het lijkt een bedrijfsfeest en voor het eerst zien we de twee bevolkingsgroepen bij elkaar. De Fijiërs zijn uitbundig en lachen onder elkaar, terwijl de Indiërs stil en gereserveerd om zich heen kijken. Het feest lijkt ons niet geslaagd. Er is op 50 mensen gerekend terwijl er 20 zijn. De volgende dag horen we van de bediening dat het toch een geslaagd feest is geworden, er is veel gedronken en dat verbeterde de stemming.

 

 

Achorage Beach Resort.

 

Na de vermoeide dagen van de afgelopen week zijn we toe aan een rustdag. Na het ontbijt wandelen we door de prachtige, tropische tuin de helling af. Het zandstrand is smal en dertig meter lang, waarna mangroven verder de kust bedekken. Onder aan de helling liggen rails voor de trein van het suikerriet. Vanochtend werd ik wakker door de enthousiaste machinist die iedereen waarschuwt dat hij er aan komt.

Weer boven op de heuveltop gaan we in de schaduw van een afdak zitten en vangen wind voor de afkoeling. In tegenstelling tot de laatste dagen is het stralend weer en de rest van de ochtend luieren we bij het zwembad en op het balkon.

 

's Middags heeft Truus zin om even naar Nadi te fietsen, dan zien we die stad ook. Ze schat dat het 10 km is en baalt als ik voor reken dat het er minstens 25 zijn; heen en terug dus 50. Daar heeft ze geen zin, dan moeten we iets anders gaan doen. De Garden of the Sleeping Giant is een orchideeëntuin en maar 12 km ver. De naam van de tuin is afgeleid van de vorm van de heuvelrug waar hij tegenaan ligt.

De tuin ligt 2 km van de Queensroad en over een gravelweg bereiken we de ingang. Druk is het niet en we verwachten er niet veel van. Onder een schaduwrijk afdak krijgen we een koel glas vruchtensap aangeboden. Heerlijk, want de tropische warmte laat ons overvloedig zweten.

De wandeling door de goed onderhouden tuin is leuk. Overal hangen bloeiende orchideeën in verschillende formaten, kleuren en vormen. Dat we in de schaduw lopen van bomen en grote bamboe struiken veraangenaamd het nog meer. Een bezoek is zeker de moeite waard!

Terug bij de ingang krijgen we nog een glas vruchtensap en de vrouw vertelt dat ze de bloemen exporteren of aan hotels leveren.

 

Op de terugweg begint het te regen en we zetten aan om sneller terug te zijn. Dan beginnen halverwege een helling mijn benen te trillen en voelen aan alsof ze van elastiek zijn. Ik heb het gevoel dat ik flauw ga vallen en stop. Truus vraagt verbaasd wat er is, want zo'n inspanning leveren we vandaag niet. Na een korte pauze sukkel ik langzaam achter Truus de helling op en ben blij dat het nog maar een paar kilometer is. Waarschijnlijk komt het door vermoeidheid en vandaag heb ik niet veel gegeten.

De rest van de  dag regent het, maar we kunnen weer onder het afdak eten. Aan de tafel naast ons zitten een Australiër en een Indiër, de laatste lijkt zich niet op zijn gemak te voelen. De Australiër werkt op een machine die sleuven graaft voor elektriciteitskabels. Vorig jaar is hij ook drie maanden hier geweest en toen heeft het elke dag geregend. Ook nu heeft hij nog geen droge dag meegemaakt. Dat moet aan hem liggen! Hij is een voetbalfanaat en volgt overal op televisie Europese wedstrijden en in het bijzonder van Engeland. In Australië heeft hij op verschillende plekken gewoond waar wij geweest zijn: Brisbane, Melbourne en Ninety Mile Beach.

Ook vanavond is er een bedrijfsfeest ter gelegenheid van kerst en net als gisteren is de opkomst laag.

 

Op de kamer kijken we TV en zien reclamespotjes tegen huiselijk geweld. Op Fiji komt dit veel voor en door de spotjes, maar ook in kranten en zelfs op bierviltjes (drank en geweld gaan vaak samen) brengen ze het onderwerp ter sprake.

 

 

Vertrek van Fiji

 

Op tijd fietsen we 's ochtends naar het vliegveld waar we de bagage weer ompakken en inpakken. De grote rol tape komt daarbij goed van pas.

Op de luchthaven bellen we naar huis, drinken koffie, kopen drank, een T-shirt voor Henk en checken in.

 

Dit deel van de vakantie is me goed bevallen en vol vertrouwen kijk ik uit naar de volgende 17 weken.


 

 

bovenkant pagina

 

duikvakanties         fietsvakanties